te doen vergezellen. In dit geval wordt hiervan in het procesverbaal melding gemaakt.
Artikel 32 1 De bevoegdheid tot het maken van provinciale en gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp, waarin deze wet voorziet, gehandhaafd, voor zover deze verordeningen niet met deze wet in strijd zijn.
2 In afwijking van het bepaalde in de artikelen 142 der provinciale wet en 194 der gemeentewet heeft de inwerkingtreding van deze wet slechts ten aanzien van de gevallen, waarin strijd met de bij of krachtens haar gestelde voorschriften zou ontstaan, tot gevolg, dat de reglementen en verordeningen van de provinciale staten en van de gemeenteraden, betreffende de onderwerpen, waarin deze wet voorziet van rechtswege ophouden te gelden.
3 Over het ontwerp van provinciale en gemeentelijke verordeningen ter bescherming van monumenten en van stads- en dorpsgezichten wordt het advies van de Monumentenraad ingewonnen.
4 Van een verordening, als bedoeld in het vorige lid, wordt een exemplaar aan Onze minister en worden drie exemplaren aan de Monumentenraad gezonden.
Artikel 33 De Woningwet (Stb. 1901, 158, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 december 1954 (Stb. 603) wordt als volgt gewijzigd:
a
Aan artikel 6, tweede lid, wordt na verandering van de punt aan het slot door een kommapunt, toegevoegd:
e indien voor de uitvoering van het plan een vergunning ingevolge de Monumentenwet is vereist en deze niet is verleend.
b
Aan artikel 6 wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:
7 Indien een vergunning, als bedoeld in het eerste lid onder a, betrekking heeft op een woning of ander gebouw, dat behoort tot een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet, zenden burgemeester en wethouders een afschrift van de vergunning aan de Monumentenraad.
c
Toegevoegd wordt een artikel 6a, luidende:
1 Voor zover de vergunning, bedoeld in artikel 6, eerste lid, wordt gevraagd met betrekking tot een woning of ander gebouw, behorend tot een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet, wordt de beslissing, indien er overigens geen grond is om de vergunning te weigeren, bij besluit van burgemeester en wethouders aangehouden, totdat de ter voldoening aan artikel 43a vast te stellen regeling rechtskracht heeft verkregen. Burgemeester en wethouders geven van dit besluit terstond kennis aan Onze minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen.
2 Indien Onze minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen van oordeel is, dat het verlenen van een vergunning zal leiden tot een ongewenste wijziging van het beschermde stads- of dorpsgezicht, kan hij binnen twee maanden na verzending van de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, voorziening vragen bij Onze minister, belast met de uitvoering van deze wet. Hij doet daarvan mededeling aan burgemeester en wethouders. Onze minister, belast met de uitvoering van deze wet, kan binnen drie maanden verklaren, of tegen het verlenen van de vergunning al dan niet bezwaar bestaat. Hij zendt een afschrift van zijn beslissing aan burgemeester en wethouders en aan Onze minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen.
3 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de vergunning verleend:
a indien Onze minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen heeft verklaard, dat tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar bestaat;
b indien de in het vorige lid bedoelde termijn van twee maanden is verstreken zonder dat een mededeling van Onze minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen is ontvangen;
c indien een mededeling, als bedoeld in het vorige lid, tweede volzin, is ontvangen en hetzij Onze minister, belast met de uitvoering van deze wet, heeft verklaard tegen het verlenen van een vergunning geen bezwaar te hebben, hetzij de in het vorige lid bedoelde termijn van drie maanden is verlopen, zonder dat een beslissing is genomen.
d
Toegevoegd wordt een artikel 43a, luidende:
1 Binnen een jaar na de inschrijving als beschermd stads- of dorpsgezicht krachtens artikel 21 van de Monumentenwet treft de gemeenteraad bij plan van uitbreiding dan wel bij voorschriften, als bedoeld in artikel 43, voorzieningen ter bescherming van dat stads- of dorpsgezicht. Gedeputeerde staten kunnen de termijn verlengen met ten hoogste een jaar.
2 Gedeputeerde staten gaan op kosten van de gemeente tot de vaststelling of de herziening van het plan van uitbreiding dan wel van de voorschriften, als bedoeld in artikel 43, over, indien de gemeenteraad het bepaalde in het vorige lid niet of niet behoorlijk naleeft. Artikel 40 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
3 Voor zover een plan van uitbreiding dan wel voorschriften, als bedoeld in artikel 43, strekken tot bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht, worden zij niet goedgekeurd, dan nadat de Monumentenraad daarover is gehoord.
4 Voor zover een plan van uitbreiding of voorschriften, bedoeld in artikel 43, strekken tot bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht, wordt voor de toepassing van artikel 37 de Monumentenraad mede als belanghebbende beschouwd.
5 Gedeputeerde staten kunnen ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht de herziening gelasten van voorschriften, als bedoeld in artikel 43. Zij kunnen een termijn stellen, waarbinnen de herziening aan hun goedkeuring moet worden onderworpen. Artikel 40 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 34 1 Gedurende acht jaar na het in werking treden van deze wet worden, zolang voor een gemeente niet is vastgesteld het register, als be