Versjes en liedjes voor 't jonge volkje(ca. 1925)–Hendrik van Tichelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] E.v.O. Lied van den Boer. 't Wakker boerken trekt naar 't land, Alles slaapt nog buiten; Hoor hem fluks zijn klompen slaan, Hoor hem lustig fluiten: Vroeg aan 't werken is gezond, 't Brengt ons 't eten in den mond! In den vett'gen akkergrond Ploft hij diep zijn spade; Breekt de kluiten, woelt hen om, Steekt door worm en made. Brandt de zon hem in 't gezicht, Snel is heel het werk verricht! [pagina 69] [p. 69] Fluks nu d'houten egge er door, Met haar punt'ge pinnen; Straks kan hij met lust'gen zwaai 't Zaaien al beginnen... Zie! daar vliegt in overvloed 't Zaad, dat morgen kiemen moet! Vlug een wimpel hier en daar Tegen gulz'ge magen; Gloeit de zon en valt een vlaag, 't Boerken zal niet klagen... Eer de maand verloopen is, Lacht zijn akker groen en frisch! Zie, hoe 't graan in d'hoogte schiet, Brekend uit de voren; Eer de Julizon het ziet, Ruischt het rijpe koren. 't Boerken zingt, het boerken fluit, Boven 't lied der vogels uit! Blinkend zwaait de zeis door 't graan, Dat 't u zou verblinden; Gade en kindren loopen bij, Die 't in garven binden... Blij het graan de schuren in; Nu is 't feest in 't huisgezin! Vorige Volgende