Versjes en liedjes voor 't jonge volkje(ca. 1925)–Hendrik van Tichelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] De Glimworm. Een wormpje zat eens onbedacht, Bij 't vallen van een zomernacht, Te glinstren in zijn zwart moeras, Zoo schittrend of 't een perel was... Maar zie, daar sluipt een vuile pad, Die van dien glans een weerzin had, Wraakzuchtig door het slijkrig mos Recht op den kleinen glimworm los; En schiet haar gif, en spuwt, en braakt, Dat 't arme dier een noodkreet slaakt: ‘Wat heb ik, wormpje, u misdaan, Dat gij met gif mij komt belaân?’ - ‘Ei!’ spuwt de pad, ‘geen medelij! Maar zeg mij: Waarom glinstert gij?’ Vorige Volgende