| |
| |
| |
| |
| |
| |
[Avonturen in Dwergenland]
Diep in het bos, waar het heel stil is, woont het kaboutervolkje. Je zult hen erg moeilijk vinden, want meestal hebben hun kleertjes dezelfde kleur als de bruine bladeren. Maar kijk eens goed wanneer je een groep paddestoelen ziet of er niet een deurtje in zit, meestal wonen zij in een paddestoel.
Als je 's ochtends vroeg zo'n huisje binnengluurt, zie je hoe de kaboutermoeder de jongste aankleedt. De anderen kunnen zich, net als grote mensenkindertjes, al zelf wassen en aankleden.
| |
| |
| |
| |
Net als de mensenkinderen moeten de kabouters ook naar school. 's Winters, als de sneeuw hoog ligt gaat dit niet, dan leert Moeder hen de lessen thuis. Maar als de lente komt gaan zij in de vroege morgen op stap. Zelfs de jongste gaat mee en stapt dapper tussen Goudkopje en Slimmy in. Goudkopje heeft wat bloemen geplukt voor den onderwijzer en alle drie dragen zij een schooltas, waarin hun boeken zich bevinden.
Moeder staat in de deur en wuift iedere morgen haar kinderen na.
| |
| |
| |
| |
Dan komen de kabouters bij de school, waar mijnheer de Uil de onderwijzer is. Deze is heel streng voor zijn leerlingen, maar dat moet wel, anders halen zij de gehele dag kattekwaad uit.
Natuurlijk zijn er nog meer leerlingen op school, Doppie de Eend, Bertie Konijn, Freddy Eekhoorn en nog vele anderen.
Bertie zit achter Slimmy en prikt hem telkens met een speld. Slimmy is wel boos, doch Moeder heeft hen geleerd, dat klikken lelijk is. Na schooltijd zet hij het Bertie echter betaald en als zij uitgevochten zijn hebben zij allebei een blauw oog.
| |
| |
| |
| |
Schoolblijven is voor de leerlingen van mijnheer Uil een zware straf. Bobby, Bertie Konijn en Freddy Vlieg zijn die dag heel dom geweest en hebben veel gebabbeld. Nu moeten zij van mijnheer Uil schoolblijven en als alle kabouters en andere dieren vrolijk in het bos spelen, zitten zij daar en moeten hun les leren. Als de maan opkomt stuurt hij hen pas naar huis en met een waarschuwend geroep nog tegen hen, vliegt hij met klappende vleugels ook naar huis.
| |
| |
| |
| |
Op een keer waren drie kaboutertjes heel stoul geweest. In hun ondeugendheid hadden zij de driftige Mijnheer Kakkerlak nageroepen.
De volgende dag was hij achter enkele paddestoelen gekropen en sprong te voorschijn toen zij voorbij kwamen. Oh, Oh wat schrokken de kabouters en renden zo hard zij konden naar huis. Zij waren erg zoet en gingen vroeg naar bed. Nog lang daarna lagen zij wakker en bibberden nog van de schrik.
| |
| |
| |
| |
Al zijn kabouters klein, zij hebben een goede eetlust en houden, net als jullie, van verrassingen. Op de dag van Slimmie's verjaardag mocht zijn vriend, Doppie de Eend, bij hen komen eten. De kaboutermoeder had voor allerlei lekkere dingen gezorgd, zoals paardenbloemensoep, gebraden beukenootjes en tot slot een grote vruchtenpudding.
Oh, oh, wat een feest was dit voor de kabouters. Zij smulden en toen alles op was maakten zij een rondedans om de kaboutermoeder.
| |
[pagina 14-15]
[p. 14-15] | |
| |
| |
Toen het tijd was voor Doppie Eend om naar huis te gaan, brachten de kabouters hem een eindje weg. Zij ontmoetten enkele speelkameraadjes en zie, wie kwam daar aan. Het was Mijnheer Tor.
‘Oh, Mr. Tor wilt U ons een verhaaltje vertellen,’ vroegen zij en hij vertelde hen een sprookje, waarvan hij er vele kende. Toen het uit was zei hij ‘Goedennacht kinderen, ik hoop dat we elkaar spoedig weer zien’. Op zijn weg naar huis bedacht mijnheer Tor iets heel pleizierigs voor de kabouters. Kun je raden wat dat was?
| |
| |
| |
| |
De volgende morgen kwam Mr. Tor naar de Kaboutermoeder en vroeg haar of hij twee weken op vacantie mocht met de kaboutertjes. De kaboutermoeder vond dit erg aardig en de kaboutertjes juichten van vreugde. Spoedig was een grote mand gepakt vol met allerlei lekkere dingen.
Het huis van Mr. Tor lag aan de overzijde van de beek en een rij stenen was de brug. Goudkopje dorst er bijna niet over, Slimmie hielp haar daarom, maar zelf vond hij het toch ook wel wat angstig.
| |
| |
| |
| |
Dit waren heerlijke veertien dagen. Mr. Tor vertelde een heleboel mooie verhalen en zij gingen 's avonds dansen in de maneschijn. Doppie de Eend en Bertie Konijn waren er ook, maar deze beiden konden niet goed dansen. Mevrouw Vlinder leerde hen echter een gemakkelijke dans en toen konden ze net als de anderen draaien en zwenken en hadden veel pret.
Moe en tevreden gingen ze dan eindelijk heel laat naar bed en verheugden zich weer op de volgende dag.
| |
| |
| |
| |
Op een dag hielden de kabouters een cricketwedstrijd, Mr. Tor hield erg veel van cricket. Moeder Konijn en de kaboutermoeder kwamen ook kijken. Slimmie was de beste van allemaal. Oh, wat kon hij hard lopen, nog harder dan Doppie Konijn en konijnen zijn toch erg snel. Toen het afgelopen was had Slimmie gewonnen en juichend werd hij op de schouders naar het huis van Mr. Tor gedragen, waar hen heerlijke limonade en fijn gebak wachtte, waar zij allen van smulden.
| |
| |
| |
| |
De volgende dag was hel erg warm en Mr. Tor stelde voor in de beek te gaan zwemmen.
De arme haasjes moesten op de kant blijven want zij kunnen niet zwemmen. Zij vonden het echter leuk naar de anderen te kijken en juichten als Slimmie vanuit een boom, welke over het water hing, een prachtige duiksprong maakte.
In het water was Doppie de Eend de beste. Hij zwom een hele tijd helemaal onder water en de Kabouters probeerden dit ook wel, maar Doppie hield het veel langer vol.
| |
| |
| |
| |
Te snel was de vacantie voorbij. De kaboutertjes hielden zoveel van Mr. Tor, dat de kaboutermoeder besloot naast hem te gaan wonen. Mr. Tor beloofde hen iedere avond een verhaaltje te vertellen als zij naar bed gingen. Dit deed hij dan ook en als het verhaal uit was en Mr. Tor zei ‘welteruste kindertjes’, sliepen zij spoedig, met een glimlach op hun gezichtjes. Ik weet zeker dat je hen zelf zult zien wanneer je, als het donker wordt, naar het bos gaat. Maar, ssst, op je tenen lopen hoor, anders worden zij wakker, ssst.
| |
| |
| |
| |
Sstt... wat loopt daar in de morgen,
't Zonnetje is nog niet op,
't Zijn kabouters en zij zorgen
Voor de bloemen, in hun knop
Leggen zij bij elk een druppel
Morgendauw, zo koel en fris.
Als dan straks de zon gaat schijnen,
Is 't of alles zilver is.
Het geheim van de kabouters
Heb ik jullie nu verteld,
Let goed op en je zult hen vinden,
Als je gaat naar 't bos en veld.
| |
[pagina binnenkant achterplat]
[p. binnenkant achterplat] | |
|
|