Voorwoord
De voor U liggende uitgave is de sterk gereviseerde versie van een doctoraalscriptie, zoals ik die in de tweede helft van 1982 heb geschreven. Verscheidene personen en instellingen hebben er op verschillende wijzen toe bijgedragen dat die scriptie van toen en de uitgave van nu tot stand zijn gekomen. Mijn erkentelijkheid gaat dan ook uit naar M. Davidse, W.W. Mijnhardt, de redactiecommissie van de Ruyghbewerpserie, het Gemeentearchief te Leiden, de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, het Stedelijk Museum de Lakenhal te Leiden, het Rijksprentenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam en de Universiteitsbibliotheek te Leiden.
Een aparte vermelding is op zijn plaats voor J.J. Kloek, die in drie verschillende fasen mede verantwoordelijk kan worden genoemd voor het ontstaan van deze uitgave. In de eerste fase als docent van het doctoraalcollege ‘Dichtgenootschappen’, waaraan ik begon met als enige voorkennis dat er ooit dichtgenootschappen hadden bestaan. In de tweede fase als begeleider en critisch corrector van de scriptie. En in de derde fase als initiatiefnemer en stimulator voor het op deze wijze vermenigvuldigen van die scriptie. Het is niet goed mogelijk om al zijn opmerkingen en suggesties in een verwijzingssysteem onder te brengen. Men kan er vanuit gaan dat zijn invloed moeilijk te onderschatten is.
Tenslotte: Deze uitgave zou er nooit zijn gekomen zonder de daadwerkelijke steun en hulp van haar, die mijn zorgen deelt.
Eindhoven, 20 october 1983