'Kinderlectuur'
(1905)–Theo Thijssen– Auteursrecht onbekend
[pagina 19]
| |
Kinderlectuur.
| |
[pagina 20]
| |
letterlijk; en 't is maar voor kinderen. En dan verschijnt er een ‘kinderboek’. Meestal is 't orgineel al een prul, anders viel mevrouw d'r aandacht d'r niet op; en de vertaling is geregeld schandelijk. En de juffrouw of de mevrouw hebben een paar centen verdiend. Of die juffrouw weldadigheid met het geld gaat doen, dan of mevrouw er een boterham voor koopt, daar hebben we niet mee te maken; een kinderboek dat zoo ontstaat, is een schànde.
Soms gaat het anders. Dan begint er een uit verwaandheid aan een groote-menschenboek; maar hij voelt, dat dit niet gaat; en hij neemt z'n draai, en zegt: kinderboek. Dàt durft een uitgever wel aan; en kinderschrijver is toch óók een soort beroemdheid. Resultaat: een nieuw, oorspronkelijk kinderboek.
Soms wéér anders. Een uitgever heeft 'n collectie plaatjes. Hij gaat naar 'n specialiteit in kinderlectuur; en die schrijft een verhaal, waarin al de plaatjes te pas komen. Een geïllustreerd kinderverhaal.
Of er is een edel mensch, die opvoederig is, zooals Multatuli zou zeggen. Die edele Mensch heeft om zich heen een kliek edele menschen verzameld, die òmkomen van ethica. Voor de kinderen van al die menschen schrijft hèt edele mensch. schrijft de edele mensch een ethica in vertellingen. Dat worden dan ‘goede’ kinderboeken.
Of het gaat zoo: iemand peutert veel in geschiedenis; weet veel jaartallen en namen te vinden; heeft een goed gedresseerde phantasie. Schrijft doodeenvoudig een geschiedkundig kinderboek!
En nòg anders kan het; iemand vertelt welles aardig aan kinderen. Schrijft het eens op. Schrijft nòg eens iets op. Wordt ontdekt. Schaft zich besliste ideeën over kinderlectuur aan, moedigt zich zelf aan en lààt zich aanmoedigen, en wordt serieus kinderschrijver, en gelooft het zèlf. | |
[pagina 21]
| |
O, een kinderboek ontstaat op hònderd manieren, maar zoo héél heel zelden op de goede manier.
Een kinderschrijver moet schrijver zijn. Hem moet de taal iets méér zijn dan het ons gewone menschen is; en bovendien moet hij van het kind houden; zóóveel houden, dat het kind hem verstaat. Hij moet eerlijk geven wat er in hem leeft: en wat er in hem leeft moet voor het kind zijn; en zóó hevig moet het in hem zijn, dat hij 't ùìt; dat hij 't uiten móét. Een kinderboek moet ècht zijn. En een kinderboek beoordeelen is alleen maar kijken, of het echt is; of de schrijver kinder-kunstenaar is. Wat 'n raar woord, hè: ‘kinder-kunstenaar!’
Ook is er 'n taal, die géén kunst is; en die moet er voor kinderen óók geschreven worden; leesboekjes op school bijvoorbeeld. Maar die taal mag dan ook niet de pretentie hebben iets méér te zijn. En ze heeft het wèl. In deze rubriek zal ik trachten te onderzoeken: of wat zich als kunst voor het kind voordoet, echt is; en ook, of de andere lectuur voor kinderen werkelijk kinderlectuur is. Het zal vele menschen kwaad maken; maar toch óók wel goed doen hun, die zich al jarenlang ergeren, aan wat voor kinderlectuur verkocht wordt!
Th. |
|