Devote oeffeninghe op de vijf lettere van de soete ende alderheylichste namen Iesus ende Maria
(1628)–Augustinus van Teylingen– Auteursrechtvrij
[pagina 22]
| |
boose lippen, ende van de bedrieghelijcke tonge.
Wat mochtmen u geven, ende wat mochtmen u toeleggen, tot de bedriegelijcke tonge?
Scherpe4 pijlen vanden machtigen, met verdervende kolen.
Wee my want mijne pelgrimagie verlengt is, ick hebbe gewoont met de bewoonders van Cedar, seer lange heeft mijne ziele een vreemdelinck gheweest.
Met de ghene die vrede haetten, was ick vredelijck, als ick henlieden toe sprack, soo stonden sy tegen my op sonder oorsake.
Glorie sy den Vader, etc.
|
|