De uitgever en zijn bedrijf
(1930)–Johan Tersteeg– Auteursrecht onbekend
[pagina 5]
| |
De uitgever en zijn bedrijfIN het bloeitijdperk van causaliteits- en erfelijkheidsleer heeft een fransch medicus, dr. Toulouze, getracht iemand geheel ‘uit te leggen’, door zich tot in de kleinste bizonderheden te documenteeren omtrent de faits et gestes van zijn proefpersoon. Het was in die curieuste aller eeuwen, de negentiende, achteraf door Léon Daudet stupide genoemd (maar wat heeft nu een oordeel achteraf voor waarde? het is vertroebeld door latere invloeden, zooals een laboratorium-cultuur of een hoeveelheid absolute alcohol in het oogenblik, dat men ze aan de lucht blootstelt, reeds iets anders is dan een seconde te voren), doch voor altijd merkwaardig door haar geest van grondigheid en, n'en déplaise Daudet, heel wat amuzanter, en dus verstandiger, dan de twintigste, - doch ai, ook dit is een oordeel achteraf... Hoe dan ook, de methode van den doctor was karakteristiek negentiende-eeuwsch, van een naturalisme zoo zuiver, dat zij zich voor haar debuut - wie kon eerder en beter in aanmerking komen? - Emile Zola uitkoos. Het is begrijpelijk, dat deze hardnekkige verzamelaar van documents humains zich voetstoots voor de proef leende, en nu ging de heer | |
[pagina 6]
| |
Toulouze aan het werk: de hartklop, de ademhaling en de polsslag; het gewicht; de gewoonten, de voorkeuren en de tegenzinnen; het aantal kiezen en haren; de oordeelssnelheid; de aard der stofwisselingsproducten; de hoeveelheid dagelijksch voedsel; de wijze van kleeden en loopen; de woordkeus; de mate van stiptheid, humor, waarheidszin, eetlust en schoonheidsgevoel; de verhouding tot vrouwen, belastingambtenaren, vlooien en draaiorgels, - alles, alles werd geteld, gewogen, gemeten, bekeken, afgeluisterd en geregistreerd. En uit de som van deze duizenden waarnemingen zou de complete Emile Zola kunnen worden verklaard: zijn hoe, zijn wat, zijn waarom, - alleen, helaas (maar de stupide dix-neuvième siècle wàs zoo materialistisch), niet zijn vanwaar en waarheen. En daarom al moest het experiment mislukken, want er is een grens aan het aantal onbekenden in een vergelijking, en voor de oplossing van een raadsel is het noodig over àlle gegevens te beschikken. Zou de twintigste eeuw beter hulpmiddelen en ruimer inzicht bezitten, om de onderlinge kennismaking tusschen menschen te vergemakkelijken? Het lijkt mogelijk: zij is specialiste in zielkundige ‘tests’; zij verstaat de kunst der psychanalyze; zij ontfutselt ons, op de wijze van den illuzionnist | |
[pagina 7]
| |
die uit onzen hoed een konijn en uit onzen zijzak de vlag van San Marino opdiept, dingen waarvan wij zelf niet wisten dat wij die bezaten. In elk geval houdt zij veel meer dan haar voorgangster rekening met de geestelijke en, om een Bollandisme te gebruiken, de zielige elementen waaruit wij de eer hebben te zijn samengesteld. Maar ach, maakt dat de zaak niet des te gecompliceerder en heeft niet ten slotte elke vermeerdering van ons weten de zekerheid verhoogd dat wij niets weten? Niets zullen weten? Ignorabimus! Hoe weinig aanmoedigend het den weetgierigen lezer, die nu eens tot in de verste schuilhoeken den uitgever en diens bedrijf hoopt te gaan leeren kennen, moge toeklinken, dat hem al bij het eerste woord zulk een sombere waarschuwing wordt voorgehouden, deze mocht niet uitblijven, omdat die lezer bedrogen zou uitkomen wanneer hij in den waan werd gebracht dat eenig ambt, bedrijf, vak, beroep of welke sociale bezigheid ook (behalve dan koken) volledig uit een receptenboekje te leeren en te verstaan is. En menige kookster of kok zal hier opmerken, dat voor de edele culinaire kunst (zuster van de uitgeefkunst, daar deze den geest, gene het lichaam van voedsel voorziet) evenmin de voorschriften der theorie voldoende leering geven; immers het ko- | |
[pagina 8]
| |
ken is een delicaat proces, waarin, wil het gunstig verloopen, een groot deel van de persoonlijkheid der bereidster moet gelegd worden, zoodat een gerecht van groen moes, dat met liefde is klaargemaakt, beter smaakt dan een gemeste os zonder die kruiderij. En ziedaar een tweede punt van overeenkomst met de kunst van uitgeven: ook deze wordt sterk door persoonlijke elementen gekenmerkt; veel meer dan een fabrikant van baksteenen of een vervaardiger van vischnetten, legt de uitgever een stuk van zichzelf in het product dat hij ter wereld brengt, hoezeer dit voor een groot deel is, voor een nog grooter deel schijnt, het werk van anderen. Met de bovenstaande beschouwing werd dan ook, ter inleiding van den uitgever en zijn bedrijf, niet te diep gedolven. Misschien naar de meening van hen, die in den een slechts een tusschenpersoon, in het ander een handreiking zien. Zeker niet naar het oordeel van wie ervaren hebben, hoe krachtig de individualiteit, de menschelijkheid van den uitgever zich in zijn arbeid doen gelden; hoe scheppend deze arbeid is; hoezeer inderdaad in het uitgeversbedrijf persoon en werk niet van elkaar zijn te scheiden. |
|