Slauerhoff. Herinneringen en brieven
(1949)–F.C. Terborgh– Auteursrecht onbekend
[pagina 45]
| |
[pagina 47]
| |
Dat het doel van zijn reis naar Parijs ten deele is geweest de hoop een nieuwe levensgezellin te vinden, voornaamste voorwaarde, naar zijn eigen zeggen, om in Tanger of waar ook duurzaam te kunnen aarden, staat wel vast. Er zijn aanwijzingen dat hij aan vrienden in Tanger heeft verklaard met een vrouw te zullen terugkomen; het is hem blijkbaar wel meenens geweest. Misschien verklaart dit ook waarom hij in het volgend voorjaar in geen geval zelf naar Tanger wilde teruggaan om zijn huishouden te liquideeren en zijn vriend Antonini verzocht dit voor hem te doen. Maar weet men bij hem ooit wat vastberaden opzet is geweest, en wat luim en ingeving van het oogenblik? In Parijs blijft hij nauwelijks een week. Den II den November meldt hij zijn aanstaand vertrek naar Holland ‘behoudens tegenbericht’. Hij maakt een niet al te duidelijke toespeling op wat hem naar Parijs had gevoerd: ‘... ik ben hier aardig ontvangen. Over eenige tijd hoop ik over meer gegevens te beschikken’. Uit Heemstede schrijft hij den 1sten December een tevreden brief. ‘Reeds 2 weken in Holland, het bevalt me boven verwachting goed. Het weer valt ook erg mee. En 't is waarschijnlijk een groot verschil of je er in losse dan wel in vaste verhoudingen bent. | |
[pagina 48]
| |
Ik zit een deel van de week in Haarlem bij mijn moeder en een ander deel in Den Haag en andere plaatsen. Ik ben verschillende dingen aan 't lezen, medisch en andere, zoodat als ik naar Tanger terugga, ik weer een tijd erop kan teeren. Echter is deze terugkeer nog niet zeker. Er zijn enkele andere mogelijkheden. Ik geloof wel dat het voor de energie de voorkeur zou verdienen daar van daan te blijven. 't Is ongeloofelijk hoeveel arbeids-vaardiger je hier bent. Dit is niet alleen het klimaat maar ook de geestelijke omgeving. Ik denk dat jij ook actiever was in Bern en Holland dan in Madrid. - Ik blijf nog geruimen tijd hier. D*** heeft aardig werk in de Fledermaus geleverd met een Weensche wals, doet ook nog andere aardige dingen en is natuurlijk zeer overwerkt, maar ik maak mij er niet meer bezorgd om, 't geeft toch niets - Mijn Russische ‘kennis’ in Parijs is erg aardig, maar ik zag deze slechts twee maal, zoodat mijn kennis van het russisch er nog niet zeer diep door is geworden’. In Januari is de stemming nog steeds goed. Hij schrijft over een lucratieve betrekking in patria, is bezig met Chineesche literaire studieën (een ‘Anthologie Chinoise’ boeit hem als bron van inspiratie reeds maanden) en | |
[pagina t.o. 48]
| |
Slauerhoff met Fräulein en Arabier, 14 Juni 1934
| |
[pagina 49]
| |
stelt weer zijn komst naar Madrid in het vooruitzicht, vergezeld of alleen. Hij vertrekt weer naar Parijs en moet zich daar, vóór begin April, tot een besluit over zijn naaste toekomst hebben doorgeworsteld; wie weet langs welke kronkelwegen en na hoeveel ontgoocheling. De installatie in Tanger wordt definitief geliquideerd. Begin April is hij in Bergen en tegen half Mei schrijft hij van daar uit, zich voorbereidend op een nieuwe reis naar West-Indië. ‘Als altijd gaf je vorige brief mij veel Anregung en zelfs “steun”. Je opmerking dat ik in een vicieuse cirkel dreigde te raken is juist. Intussen heb ik een sterke poging gedaan er doorheen te breken en ik hoop erin geslaagd te zijn. Vooreerst is de scheiding er eindelijk door. Verder is Tanger, dat toch ook nog aan 't verleden vastzat, opgegeven. Iets van minder belang, maar dat toch misschien ook zijn symbolische beteekenis heeft, is, dat ik volkomen met de zoogenaamde Forumgroep heb gebroken. Met mijn vriend Du Perron ben ik zelfs waarschijnlijk onherstelbaar gebrouilleerd, zeer tot mijn, minder tot diens genoegen. Au fond is het een goede kerel, maar lijdend aan een | |
[pagina 50]
| |
loggorhoe die de omgang onmogelijk maakt. Verder de neiging à tout prix gelijk te willen krijgen en elk geschil in eindelooze brieven uit te zoeken. Zoo hoop ik dat ik eruit ben en dat de reis naar West-Indië, die ik nu ga maken het overige zal doen. ....Het beste zou zijn naar een ander land te gaan. In Holland wordt ook meer en meer mijn bekendheid als auteur een beletsel voor 't vinden van medische baantjes. Ik zie de toekomst wel met eenige zorg tegemoet, varen wil ik niet blijven, kan ik ook niet, je energie evaporiseert er volkomen bij. Ik onderhandelde nog met het Handelsblad om correspondent in het verre Oosten te worden, er bestond wel neiging, maar alles ging weer met de noodige Hollandsche schrielheid. Een fixum van 150 in de maand werd nog te veel geacht. Laat je vaderlijke gedachten dus nog eens over mij gaan. Wanneer zien we elkaar weer? Ik hoop nog eenige tijd vrij te zijn wat plaats en banden betreft. Ik besef de weelde daarvan op 't oogenblik nog niet, de trouble werkt altijd na. Maar 't lijkt me nu langzamerhand wel fijn. Het lastigste is nu een woonplaats of liever opslagplaats voor mijn boeken en pied à terre te kiezen. Met het | |
[pagina 51]
| |
varen is Holland natuurlijk 't eenige, maar dan treft de belasting direct zwaar en je zit weer een beetje vast aan de Heimat. Weet jij een oplossing? Parijs is ook niets gedaan, daar voer je niets uit. Van de literatoren is mijn tijdelijke dorpsgenoot Roland Holst ongeveer de eenige met wie ik nog blijf omgaan, die is ook heel geschikt. Maar 't isolement wordt wel groot. Laat jij gauw weer iets hooren, als 't kan voor mijn vertrek. Dit is 17 Mei a.s. met de Venezuela K.N.S.M. Als je kunt informeer eens of La sombra del caudillo van Guzman daar [in Madrid] te krijgen is, ik kan dit boek hoogstwaarschijnlijk vertalen, dat zou een mooi werkje zijn voor aan boord. [met inkt eronder:] schrijf mij spoedig.’ Op den brief dien ik hem schreef kwam in lange maanden geen antwoord. Van Antonini hoorde ik in 't late najaar omtrent het noodlottig verloop der reis om Afrika en nog voor mij het nieuwe adres in Noord-Italië bekend werd bereikte mij een brief uit Ortisei van 23 December. ‘... Laat ik maar bij Mei beginnen. Zóólang hebben we niets van elkander gehoord. Ik heb Mei-Juli een reis naar Zuid Amerika gemaakt. Onmiddellijk aansluitend - een reis rond Afrika. | |
[pagina 52]
| |
Onmiddelijk aansluitend - een malaria te Genua. Daarop reconvalescentie te Merano en hier. Dit laatste klinkt niet erg prettig en inderdaad was het een zware malaria, zelfs met dreigende zwartwaterkoorts. Echter ben ik er weer zoowat bovenop. Echter ben ik nog steeds zeer vatbaar voor pharyngitis en bronchitis en dat blijft toch een leelijk ding. Denkelijk ga ik - als ik weer heelemaal klaar ben - weer een reis naar Zuid Amerika doen. Medisch is er ook in Zuid Amerika niet veel te beginnen. Ik kreeg uitvoerig bericht van den heer Methöfer, zaakgelastigde te Bogotà. 't is overal hetzelfde - dalles. Ik zou nòg voor Marokko voelen, maar niet Tanger, dat klimaat is toch zeker ongunstig voor mij.’ Op 7 Februari schrijft hij opnieuw, deze keer uit Lausanne. ‘Ik heb weer de suite afgewerkt: verkoudheid, keelontsteking, bronchitis, griep en nu ter opluistering daarbij malaria aanvallen. Over eenige dagen ga ik weer naar Holland, financien raken uitgeput en 't weer is bar slecht voortdurend’. Er was door zijn vorigen brief, ten gevolge van al te groote beknoptheid misverstand gerezen; of was die | |
[pagina 53]
| |
beknoptheid opzettelijk? Hij heldert nu op en verduidelijkt en weldra is alles weer goed. Maar er klinkt de bezorgdheid door, dat de ander het weer verkeerd zal uitleggen. De vrees voor nog grooter eenzaamheid, die hem te veel zou worden? ‘Neem mij mijn opmerking niet kwalijk. Principieele ruzie'sGa naar eindnoot5 houd ik er niet op na. Als iemand mij mishaagt zooals Du Perron, zeg ik de vriendschap op. Wat is daar bizonders aan? ....Vergeef mij deze enkele opmerkingen. 't Is volkomen zonder wrevel of spijt. Vergis je niet t.o.v. mij, ik ben niet lastig in den omgang’. En dan gaat hij weer over zijn plannen en moeilijkheden door: ‘Denkelijk ga ik toch die reis naar Zuid Amerika maken. Het is ook langzamerhand mijn eenige kans. Blijf ik varen of in Europa dan wordt mijn bronchitis zeker chronisch, en ik begin al emphyseem te krijgen. Ik moet dus een goed klimaat zoeken waar ik op den duur wat praktijk kan doen. Dus niet in Europa, niet in Marokko. In Centraal Amerika gaat het wellicht, een hoogvlakte op 1000 M., verder tropisch, is goed. Ook Bandoeng of Zuid Amerika zou nog gaan, maar geen van beiden trekt mij. | |
[pagina 54]
| |
Als ik niet te ziek ben wou ik de 22e gaan. Geheimhouding verzocht en verzekerd!? Ik maak het maar kort ditmaal. In Holland hoop ik dan iets te hooren’. Ik raad hem aan het Amerikaansche plan te laten varen en een vestiging op de Balearen te overwegen, die mij de voor hem gunstigste voorwaarden leken te bieden. Op 23 Februari schrijft hij een nieuwe lange brief, nu uit Heemstede. ‘Misschien komt het door je traagheid die je zelf laakt, maar ik heb altijd veel aan je brieven, zoo ook deze. Misschien dat ze door 't wachten meer “geladen” zijn. 't Belangrijkste is voor mij, ik moet het bekennen, mijn eigen toestand. Zooals je weet was ik deze zomer, na de reis met de Venezuela uitstekend. Daarop weer bergafwaarts. October hospitaal Genua na een driemaandsreis van Bontekoe. Daarna Merano, Annecy, Lausanne, zonder blijvende baat. Nu in Holland weer 't heele programma, bronchitis, malaria enz. Ik was naar Holland gegaan eensdeels om de duiten, en het Zuiden en de hooge lucht niet voor de malaria hielpen, en ook om te trachten met de Venezuela 20 | |
[pagina 55]
| |
Februari af te reizen. Ik had een reductie op de passage verkregen, wel een wonder! Vier dagen voor afreis zware aanvallen. Wat Midden Amerika betreft, ik erken je bezwaren behalve de hoogte. Of men daar op den duur leven kan is de vraag als Europeaan zijnde. Nog zekerder is echter dat [ik] in Europa in die qualiteit op den duur [niet] blijven kan daar er geen werk voor mij is, alleen al. Er was nog iets in C. Rica, een vrouw die mij geregeld schreef... Het kon het verblijf daar vergemakkelijken. Maar met mijn aanleg mij in wespennesten te steken kon dit ook alles bederven. Het is logisch eerst het land te zien, dan verbintenissen aan te gaan, niet omgekeerd. Intusschen schreef ze mij dat ze niet langer wachten kon en anders een aanzoek niet langer zou kunnen weerstaan, al was ik de querido boven allen, maar helaas vaag als een noorsche god etc. Ik vind dit eerder vergemakkelijkend, maar als ik daar kom, zie dat zij verzuimd is, zal het toch een gevoel van lichten spijt wekken. Maar mij er van af te maken geeft de zooveelste koersverandering. Door al dat ziekzijn is mijn zelfvertrouwen, kan het | |
[pagina 56]
| |
anders, weer ondermijnd; ik bedoel: mijn physiek zelfvertrouwen, wat de rest betreft, ik heb al zoo veel uitgestaan dat het wel zal blijven zoo. Overigens de cafard in een vreemd land alleen is niet alles. Je eilandenplan is prachtig en heeft mij vaak aangelokt. Echter. Je begrijpt dat ik zoolang als 't gaat naar een “compleet leven” streef. Ik wil liever niet iemand worden die steeds bij anderen logeert. Wij hadden 't in Madrid daar al eens over. Tweede. Ik kan op niet meer dan een twaalfhonderd gulden rekenen, zoolang de literatuur blijft gaan. Alle tijdschriften betalen minder, bij de Arnhemmer, nu in surséance, verloor ik 319, en nog enkele stroppen. Ik moet dan een arm vrijgezel definitief worden en een pensionleven leiden. Een paar reizen per jaar zou nog enkele jaren gaan, dan zullen overal vaste scheepsartsen zijn. Bovendien riskeer ik dan, vertroeteld door het zachte klimaat van Balearen of Canairen, nog meer bronchitis en toebehooren, Bronchitis garni. Een vrouw te zoeken die wat kan of wat heeft vind ik | |
[pagina 57]
| |
een onwaardige speculatie. (Die in C. Rica is arm en leeft van haar werk). In Holland iets vinden lijkt wel uitgesloten. Vage beloften na twee jaar volontair, daar bedank ik voor. Misschien is naar C. Amerika gaan een wanhoopsplan, naar Indië ook. Maar blijft mij veel anders over. Op de Chilijn varen lijkt mooi, maar een hut tegenover de machinekamer hield geen arts tot nog toe meer dan twee of drie reizen uit. Dus o mijn arme azem. Neen, varen zal wel uit zijn, en hervat ik het, dan is 't uitstel van executie. Een paar jaar dan is de azem uit (emphyseem als 't zoo doorgaat). Zooals ik nu ben, physiek totaal niets, voel ik er voor op Teneriffe te gaan zitten; een jaar kan ik 't nog wel uitzingen, mij om niets, ook Costa Rica niet te bekommeren en wachten wat er nog van terecht komt. Maar ik ken mij zelf, zoodra het wat beter gaat word ik onrustig, veracht mij om mijn renteniersbestaan en wil weer iets beginnen. En de zorg voor de toekomst. Neen, anders wist ik nog tijdelijke raad, maar nu geen enkel. Ik heb wel een somber beeld opgehangen, ne m'en voulez pas! En 't uitsluitend over mijzelf gehad. Dat ik niet overdrijf moge je blijken uit het feit dat ik | |
[pagina 58]
| |
nu 63 kg zonder overjas, maar met kleeren weeg, lengte 184. Ik hoop niet dat deze mededeelingen naar je “vertegenwoordiger in 't buitenland”Ga naar eindnoot6 gaan. En verder zal ik deze niet meer zoo noemen. Antwoord mij ditmaal spoedig, ik zie geen licht en vegeteer weg. Werken allang verleerd. Groet M.Ga naar eindnoot7 en deel haar maar niet te veel mede van deze pretjes. ’ Het antwoord ging per keerende post, twee dagen later; nog eens een poging hem te helpen bij het ontwarren der weerbarstige draden van zijn bestaan, al was de hopeloos desolate toestand waarin hij toen werkelijk al verkeerde vanuit de verte en uit brieven alleen niet te peilen. Kon men hem helpen? Ik geloof van niet. Men kan een ander niet helpen, slechts zichzelf, en hoogstens een enkele keer trachten voor den ander hardop te denken. Soms wijst zooiets een bruikbaren weg. Den 15den Maart schrijft hij een briefkaart met potlood; hij ligt in een rusthuis. ‘Dank voor je uitmuntende brief. - Daar ik weer zieker ben - lig de heele dag - kom nog niet tot uitvoerig antwoord; ik hoop over een paar weken. - In vele opzichten heb je 't bij 't rechte eind....’ | |
[pagina 59]
| |
Tot dit uitvoerig antwoord komt hij pas den 23sten April. ‘Je brief was zeer welkom. Ik bleef wel in gebreke. Een paar weken was ik flink ziek - daarna herstellend weer - maar zoo indolent, dat ik alle correspondentie uitstelde - en vooral tegen de brief aan jou zag ik op, omdat dit uiteraard een lange brief zou worden en ik mij daarin weer veel over mijn eigen persoon zou moeten onderhouden - als men ziek is neemt het egocentrisme nog toe - en de “eilandenkwestie” was nog hangende. Je brief is dus ook een welkom stimulans te schrijven. Ik las gelukkig dat jullie het goed maakt, ondanks alle troebelen in Spanje, en het lenteweer dat hier constant abominabel is, en het daar ook wel zal zijn. En moed voor een tocht naar Zuid Spanje. Als ik de berichten lees verbaas ik mij daarover. Maar 't is zeker weer het oude liedje dat het van buitenaf erger lijkt dan het van binnen is. Zoo was het ook in Italië - in de twee-en-een-halve maand van mijn verblijf niets geweest - Alleen toen ik zwaar ziek in Genua van boord kwam was net de oorlog verklaard en luidden alle klokken en brulden de sirenen van Rex en andere schepen, en ik had al barstende hoofdpijn; dat was schitterend. Maar dus - jullie tocht in Zuid Spanje gaat toch wel | |
[pagina 60]
| |
door - en ik wensch jullie prachtig weer en dat ik jullie een eindje vergezellen kon. Ik lig nog bijna de heele dag, zij het dan nu op een dekstoel - zal nog een maand duren voordat ik weer loop - en voordat ik weer op mijn oude ook al niet groote krachten ben valt niet te zeggen. Eerst een maand in een rusthuis - nu thuis - bij mijn moeder. Zie zeer weinig menschen. Alleen Jany Roland Holst, met wie ik nogal bevriend ben, komt trouw eenmaal in de week uit zijn noordelijke residentie mij opzoeken. Over Holland kan ik je dus niet veel meedeelen - waarschijnlijk ben je zelf beter geïnformeerd dan ik. Er gebeurt, geloof ik, niet veel. De N.S.B. schijnt te groeien - Ontevredenheid is ook een Hollandsche eigenschap - waarop ik ook al geen uitzondering maak. Zoo kom ik dan langzamerhand op het chapiter “ik”. Door jouw brief hoef ik sommige dingen niet meer te zeggen - bezwaren heb je zelf gevoeld - Gaan we uit van mijn gezondheid dan is het zoo: ik heb weer een knauw gehad, - vooral door de malaria - iets onherstelbaars is 't nog niet - maar mijn weerstand is afgenomen, ben voor langen tijd nog labieler. Ook mijn longen hebben weer door de langdurige “bron- | |
[pagina 61]
| |
chitis” elasticiteit en capaciteit verloren, blijvend. - Een collega was zoo vriendelijk mijn “blijvende invaliditeit” op 30% te stellen. Ik ben blij eens een positieve uitspraak te hebben. Het zoeken van een goed klimaat is dus niet het najagen van een chimère maar een dringende eisch. Als eiland ligt Majorca zeker zeer geschikt - Maar 't is erg vol vreemdelingen - En 's winters kan het er ook zeer guur zijn (mistral). Wil ik wat aan een verblijf in 't Zuiden hebben dan moet het klimaat ook zoo zijn dat het de nadeelen - voeding, comfort, verzorging, verwarming - je weet zelf hoe deze in zuidelijke landen zijn - ook opweegt. Van daar de Canarische eilanden of Madeira. Het eenige vrijwel constante klimaat wat ik ken. Ik kan mij echter nog altijd niet indenken hoe ik alleen - constant - zou kunnen leven - Toch ben ik 't eens met je idee: begin met ergens te blijven, dan komt de rest wellicht vanzelf. Vergeet echter niet dat ik - geen vrouw - geen emplooi hebbend - 2 dingen mis waar de meesten hun levensvastheid aan ontleenen - ook zorgen minder, ja. Maar mijn financien zijn zoo, dat ze voor een sober leven zouden strekken. (Ik heb daarbij gerekend dat de | |
[pagina 62]
| |
literatuur mij ± f 700 jaars zou blijven opbrengen en dat ik daarbij nog minstens een vertaling van een boek per jaar zou hebben). Echter lange tijd alleen zijnde heb ik, vroeger sterk, nu ook nog tamelijk, de neiging mij te verwaarloozen. En - alleen zijnde heeft men nu en dan behoefte aan excessen. En dan is de begrooting in de war. Ik heb in Italië ± 3 weken met een artiste doorgebracht van nogal bescheiden pretentie (ik bedoel niet amoureus doch financieel) toch zijn daarmee ongeveer 1800 L. gemoeid geweest. Enkel [.....?] uitgaan - eenige dagen in een eenvoudig hotel. (Misschien stelt deze meening je weer gerust over de verzen uit Helikon. Verzen moet men niet te letterlijk nemen. Ze zij in ziekenhuis Genua geschreven).Ga naar eindnoot8 Enfin, je ziet, ik zou een jaar braaf en constant moeten leven op een gunstige plaats en dan zien “wat er van kwam”. Maar daarbij komt nog, hoe vind ik een behoorlijke samenleving? Met artisten op Majorca zou mij niet bevredigen. Met touristen op Madeira ook niet - Je weet zelf dat inniger contact met Spanjaarden en Portugeezen hoogst zelden ontstaat. Ik ben indertijd wèl aardig ontvangen door een paar Portugeesche literatoren in | |
[pagina 63]
| |
Lisboa - Deze stad bekoort mij zeer, maar is wel erg ingeslapen - Toch zou ik daar nog 't meeste voor voelen als het “zuidelijke verhuisplan” doorging. Het ligt ook niet kwaad, heeft een evocatief verleden. Maar de loomheid!!! Ik ben voor arts opgeleid - en je moet begrijpen dat het - hoe los ik er ook van sta - het heelemaal opgeven mij zou zijn als een amputatie - tenzij ik een ander beroep zou beoefenen. (Schrijven is geen beroep al zou je 2 jaar onafgebroken van 9-12, 2-5, 7-9 kunnen schrijven - Dit moet toch vrij zijn en blijven). Ik heb zoo - al liggend en zoekend - natuurlijk wel een en ander gedacht. B.v. mij toe te leggen op de koffie cultuur - dat waarborgt tenminste een gezond klimaat - maar weer gemis aan de andere - de europeesche cultuur, die ik zoozeer volgens jou behoef. Misschien denk je dat dit mij ook al door Costa Rica is geïnspireerd. Ik zal je uitleggen wat de attractie van Zuid Amerika op mij is - Men voelt zich er zorgeloos - begrijpt niet waar men zich in Europa druk om maakt. Het leven is er zoo gemakkelijk. En - een voornaam ding - de vrouwen zijn er veel toegankelijker dan in Spanje. Groot | |
[pagina 64]
| |
voordeel voor weinig kapitaalkrachtigen! Echter - ook wel kans in wespennesten te raken - waar ik nogal aanleg voor heb. Maar met moed beleid. Misschien is de toestand in Zuid Spanje ook wel zoo - je kunt mij daarover misschien iets berichten als je terug bent, dan hoef ik het daarvoor niet zoo ver te zoeken! En dan - ik heb 't idee dat je in Zuid Amerika nog wel eens aan een baan kunt komen. Als Europeaan heb je toch nog wel eenig prestige (vooral als officier, dit merkte ik de keeren dat ik in uniform aan wal ging; in Venezuela was dit verplicht zelfs). Maar dat is misschien een dwaas, kinderlijk romantisch idee van mij en laten ze je daar na de eerste dagen van Spaansche hoffelijkheid weer hard stikken - als in 't lieve vaderland. Ja R., alweer 8 pagina's words, words, words - En 't slot zal toch wel zijn dat ik weer aan boord ga, waar ik tenminste een omgeving heb en een positie, al is 't beide geborneerd, en lotgenooten - allen zich schikkend in een bijna constant coelibaat, en nu en dan een verhoogde kans op geslachtsziekten, welk risico men na lange onthouding gaarne blijde en losjes loopt. Ik zal misschien nog eenige reizen zoo goed en kwaad als 't gaat volbrengen en dan weer een bronchitis en toebehooren krijgen en nog een, tot ik blijvend kort- | |
[pagina 65]
| |
ademig en slinkend dan noodgedwongen nog eenige jaren in dat lokkende Zuiden slijt. Zoo zal 't wel gaan denk je niet? Je hebt niet ongelijk als je zegt dat ik “meer droomer dan man van de daad” ben - maar juister is dat ik zeer traag en passief ben aangelegd. De - vrij weinige bijzondere dingen die mij overkwamen heb ik er goed afgebracht, b.v. moeilijke gevallen en operaties aan boord. Maar ik ben niet zoo dat ik mij “een werkzaam en vruchtbaar leven schep”. In Juli en Augustus kan ik weer varen als ik wil - of liever - als ik niet nu wil. Waag je nog een voorspelling - doe je nog een poging - mij een haven aan te wijzen? Of vind je 't “welletjes”? Denk niet dat ik 't zelf “tragisch” neem. Als mijn longen mij niet op goede medische gronden met blijvende zorg vervulden, dan zou 't mij heusch niet zooveel meer kunnen schelen en zou ik wel 't een en ander beginnen. Maar zoo - ook van die kant word ik danig ondermijnd. Genoeg - meer dan genoeg! Ik hoop van jullie reis iets te hooren - ook van M. weer eens enkele regelen - “dans any sprache”. | |
[pagina 66]
| |
Ik schrijf nu weer in beter tempo als je wilt. Maar geef jij niet de voorkeur aan weinige grondige brieven? (Ik hoop stilletjes, merk ik, toch nog eenige raad van je te ontvangen!) O, ja, mocht ik iets herhaald hebben in deze brief - uit vorige - vergeef mij dan, ik ben oud en kindsch, heb ook een vrij lange roodbruine baard gekregen. Nu [ik zal] 't hierbij laten, ik stuur je ook binnenkort een exemplaar “Eerlijk Zeemansgraf”. Laat spoedig iets hooren!’ Postcriptum op bijgevoegd blad: ‘Deze brief ligt ook al een paar dagen, vind het nu voor een deel debiel geklets - zal het nu maar afsturen, toch - dan weten jullie iets van me - later beter’. Ik schreef hem nog eens, den 30sten April; niet veel nieuws. Het werd onvermijdelijk een herhaling van het reeds gezegde, met andere woorden; vooral van datgene waarop hij niet was ingegaan: dat elke verbetering van zijn lot in de allereerste plaats en in den grond der zaak afhing van zijn ernstige wil om tot een geordend bestaan te komen. Was die wil er? Was hij zelfs maar in staat zooiets te willen? Zijn brieven geven er geen bevestiging van. Vijf weken later zond ik hem een nieuw levensteeken. | |
[pagina 67]
| |
Wij waren intusschen op Mallorca geweest; ik kon hem, nu uit eigen ervaring, slechts bevestigen wat ik reeds eerder en bij herhaling had geschreven: dat dit eiland naar mijn gevoelen de voor hem gunstigste voorwaarden in zich vereenigde. Op 9 Juni ontving ik zijn laatsten langen brief. ‘Reeds meer dan een maand heb ik je brief, waar ik erg mee was ingenomen. Dat ik niet eerder antwoordde ligt hieraan: ik wilde er eens over denken - En zoolang jullie op reis waren niet schrijven - (wat is het tenslotte geworden Andalusie of Majorca?) wat heeft een jong paar dan aan brieven waarin uiteraard Frau Sorge niet afwezig kan zijn. Verder kreeg ik 10 Mei een ernstige inzinking, zal maar niet in details treden, maar 't aan je fantasie overlaten. Een paar weken was ik weer geheel aan bed gekluisterd - het weer was abominabel koud. Eerst nu ook, 6 Juni, eenigszins behagelijk. Gezellig nieuws kan ik je uit dien hoofde ook al niet meedeelen. Mijn eenige bron daarvoor, Jany Holst, komt mij morgen weer opzoeken na een maand in Parijs en Bretagne. Misschien wacht ik nog af dat deze bron geweld heeft en stuur dan de brief weg. - | |
[pagina 68]
| |
Ik wachtte - hier is nòg een reden voor het late antwoorden - om meteen een exemplaar van het “Eerlijk Zeemansgraf” te sturen. Maar dit is nog altijd niet uit - vertraagd - ik keurde het eerste omslag af - en, misschien als repressaille, schijnt het tweede vele technische bezwaren te geven - Zoodra het uitkomt stuur ik het. Het vers dat je me zond is sterk van expressie. Typisch dat wij ons vaak door verwante onderwerpen aangetrokken voelen - Hoe komt dat? Ik schrijf en lees de laatste lange tijd zeer weinig gedichten - Niet een goed teeken. Misschien vermindert de “poetische inslag” ook met de jaren. Proza schrijf ik nog wel - fragmentarisch, hopend dit tot een groot werk te vereenigen als ik weer bij machte ben. Ja, mijn waarde, of ik wil of niet - de gezondheid en 't gunstige klimaat staan voorlopig op de voorgrond. Voor alles dit: het is mijn ernstig streven een oplossing en een standplaats te vinden en ben niet geneigd - zooals jij veronderstelt of tenminste oppert - om mijn leven maar te laten slabakken. Anders zou het geen zin hebben er zoo lange brieven over te schrijven en jouw tijd en aandacht er voor te vragen. | |
[pagina 69]
| |
Dus waag ik het er nog eens over te schrijven - Het is wel van vitaal belang - ..... Je weet wel dat ik het varen niet eens onverdeeld onprettig vind - ik heb daar o.m. wat jij zoo noodig acht: “een wisselend aantal menschen die men ziet zonder intiem te worden”. En dan kan het noodig zijn pecunia causa - De papieren zakken - De literatuur zakt als verkoopbaar product - Ik kan nu eenmaal niet als een lazeroni in 't Zuiden leven, moet eenig comfort en goed eten hebben, vooral nu - Wat een uitweidingen - alles symptonen dat het gezondheidsprobleem op de voorgrond staat. Waarom ben jij zoo gebrand op Majorca? Wat zijn de voordeelen van het eiland, van Palma zelf ? Geen handelscentrum, dus van die kant weinig kans op werk. Soort “residents” engelschen met een klein pensioentje, duitsers, emigranten niet arisch - ontevreden. Over 't geheel geen gunstige “kennissen om te zien”. Ken jij het aardige stukje van Thelen over de pensions van 4 - 7 - 10 - 12 - 15 e.m. pesetas? Ibiza is nog geïsoleerder - nog minder kans wat te doen te krijgen op den duur. Nogmaals; ik verwerp deze vestiging niet direct - maar tel jij die nadeelen heelemaal niet? | |
[pagina 70]
| |
Maandag 8 Juni. Zoojuist je brief ontvangen en schrijf maar gauw door, het is maar goed dat je deze zond, anders was 't epistel misschien weer blijven liggen - Nu, dat was waarlijk een hymne op “het schoone eiland” - Ik woon hier dicht bij de Haarlemmerhout en de meneer die Beets er wandelen liet zou misschien zeggen dat uit die brief alleen blijkt “dat de Heer en Mevrouw T. mooi weer op reis getroffen hebben”. - Maar ik geloof het wel dat het bekoorlijk is, vooral nu. Ik was er in Augustus-September 1930, toen was het heet, maar mij toch niet te heet - wat dor - geen wonder - en vrij veel touristen - ook geen wonder. Ik had een pension van 6 pesetas in een achterstraat. In die tijd was ik bezeten door een zuinigheidsmanie - nu ben ik eerder verkwistend, terwijl ik er financieel veel minder aan toe ben. Mijn volledige reisherinneringen daar zal ik jullie nog wel eens vertellen - als ik jullie een bezoek brengen kom op 't landhuis, of jullie in mijn spelonk afdalen. Want inderdaad, dat je er geregeld zult verschijnen maakt het aantrekkelijker. Maar dit nog niet [doorhaling] beslissend zijnd - Wat wel [doorhaling] beslissend is? | |
[pagina 71]
| |
(Merk je dat ik me tweemaal verschrijf bij dit woord? Is dat een (freudiaansch) bewijs dat ik het land heb aan beslissingen? Zoo, nu gaat het goed). Als de gulden èn de franc dalen zullen mij die 12 pesetas of 10 p.d. pension nog te veel zijn - en moet ik zij het met een bloedend ..... ik zal maar niet zeggen wat - gaan varen - dit najaar - Op inkomsten uit literatuur kan ik niet meer rekenen - Voor vier jaar kon ik nog een paar mille per jaar bij elkaar schrijven, critiseeren, vertalen, nu geen fl. 500. -. Zoo - Het spijt me dat ik weer zoo te keer ging over mijn dierbaar zelf - maar in deze brief ben ik toch zelf tot een beschlissing (merk je de ch, hier spreekt mijn poolsche afkomst!) gekomen, al schuif ik die nog gedeeltelijk op 't dierbaar geld. Eigenlijk zit ik nu in een psychisch moeras, dieper dan ik in San José er in zou zijn - ziekte, liggen, Holland nu! Nog iets; komen jullie nog in Zwitserland - misschien kan ik een paar goedkoope marken krijgen en in Zuid Duitschland kuren doen - zien we elkaar dan bij de donderende waterval van Schaffhausen? Groet M. en schrijft zij nog een lettertje? Stuur weer eens een foto! Juan van Palma tot Mannekoor.’Ga naar eindnoot9 | |
[pagina 72]
| |
Zijn besluit was genomen, namelijk: geen besluit te nemen en door te worstelen in eeuwigen tweestrijd. Men kon hem niet helpen, men kon hem hoogstens een eind weegs op zijn moeilijk pad vergezellen. Ik schreef hem een korten brief, maar raad kon ik hem geen meer geven; hij vroeg er ook niet meer om. De onweerswolken boven Spanje werden dreigender. Op 18 Juli brak de burgeroorlog uit; een tijd van absorbeerende beslommeringen volgde. Midden in de spanning der eerste maanden ontving ik op 22 Augustus in Madrid een briefkaart, in het fransch gesteld, blijkbaar om den censor tegemoet te komen. ‘.... Avec moi ça ne va pas brillant: bien qu'à présent je me sens beaucoup mieux. Il y a 6 semaines j'avais fièvre continue et pesais 54 K.G.! Comment va M.? Il paraît que ma correspondence antérieure vous a irrité. Je le regrette, la maladie en est cause. Si tu as le temps envoyez moi un petit mot ....’ Wat had in hem weer de twijfel gewekt? Was mijn vorige brief te kort geweest, te ongeduldig? Of had het uitblijven van een reactie op het eind Juni ontvangen ‘Eerlijk Zeemansgraf‘ hem gekrenkt? Het kwam, toen ik op het punt stond Madrid te verlaten, de rust ontbrak. Het was mij mogelijk hem nog een kort geruststellend | |
[pagina 73]
| |
briefje te doen toekomen, onkundig van den reeds niet meer te keeren loop der dingen. Zijn schip werd weerloos voortgedreven naar dat verre in droomen geziene Ultra Mare, een wereld van ‘niets dan waaiend schuim’.
Zal ik nu eindelijk, vergaan, vergeten,
Verlost zijn van verlangen en berouw?
Het mijne zwalkte, niet veel minder hulpeloos, langs de eerste klippen en atollen, door de eerste stormen naar dat sombere gevarengebied dat, 1939 bereikt, jarenlang moest worden doorkruist; een dor leven temidden van ontbinding en verwildering. Wij hadden elkaar nog een laatste teeken van verstandhouding kunnen geven. Op dienstreis in Holland vernam ik zijn dood uit de pers. Ik heb hem nog eens gezien. Hij lag er, ongenaakbaar en onherkenbaar. Een onbekende uit welke verre gebieden gekomen? In zich gesloten, met zichzelf bezig, zeer superieur en eindelijk verlost. |
|