Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Alle werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,45 MB)






Editeur
J.J. Oversteegen



Genre
proza
poëzie
drama

Subgenre
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Alle werken

(1969)–Mattheus Gansneb Tengnagel

Vorige Volgende
[p. 577]

[Bijlagen]

Bijlage I De geest van M. Tengnagel.+

 
Hier kom ick dond'ren op uyt d'Afgrondt, om t'aenschouwen
 
Gelyck ick eertijts plach, d'Amstelsche landouwen
 
De plaetsen, die ick door myn guijtery, wel eer
 
Ontroert heb, daer in waart myn Geest nu heen en weer
5
Op 't gruwelijckst mis-maeckt, verselt met yselijck steenen,
 
Doen ick ter Hellen quam, is myn int eerst verscheenen
 
Den grooten Bredero. Verselschapt met een Rey
 
Poëten die ter stont my onder haer geley
 
Genomen hebben, en na volghender ceremonie
10
Soo heeft een Vos-en-start, met opgeheven tronie10
 
Syn uyt-spraack dus gedaen: Zijt welkom snoode Fielt,
 
Wiens boesem altijt heeft van fieltery gekrielt.
 
Naem-roover, eere-loos, uyt-suyper, Mensche-plager,
 
Een schant-vleck uws Geslachts, en grootsten Hoere-jagher
15
Die oyt op aerden was, een algemeenen Vaar
 
Der Bastaarden, met recht vermaerden Leugenaer.
 
Der Fielten Opper-hooft, het schuym van alle schuymen,
 
Doe niet als gal en gift, sooght uyt u helsche duymen;
 
En Vrindt noch Maaght ontsach int smetten van haer eer,
20
Maer met een nijdich hert, ontsiend' geen teghen-weer.
 
Scheld, lastert, schimpt en spot, om zoo uw lust te zaden,21
 
Die naemt een groot vermaeck in lommer Linde Blaaden,
 
En zuyv're Maane-Schijn, wiens silver peerlich vocht,
 
En Christalijne glants ind'blaauw Azuure locht
25
Ghy met een bitter nat, en vuyle swarte plecken
 
Gepoocht hebt op het snoodst, en schandichst te bevlecken.
[p. 578]
 
De vuyle hoerery, en goddeloose Min,
 
Heeft al te veel geleert de Zoon van u Heydin.28
 
En schoon dat Frick van u noch jongh was wech gesonden;29
30
Soo wiert de heele Stadt, daer echter door geschonden.
 
En wat doch rester meer, de smet van mensch of huys
 
Sondt ghy aen ieder een, als tot een Klaas-gift t'huys
 
Maer t'branden was voor hem, en nu salt voor u wesen,
 
Soo hoeft geen eerlijk mensch voor Schelmen meer te vresen.
35
Dan zijn de Meysjes vry, soo konnense met rust
 
Gaen draghen haer gebraat, oft als sy zijn gekust,
 
En salmense niet meer, of in het water smijten,
 
Of dat noch vuylder is, met eenen dreck beschijten
 
En duysent and're meer, waer voor, doort helsche Recht
40
U tot verdiende straf, van ons wert opghelecht,40
 
Op maet te zijn geprickt, gepriemt, gegispt, geschonden,
 
Om suyvertjes op Rijm te huylen als de Honden.
 
Uyt had hy, en hier meed' gaen ick van daer ick quam,43
 
By Nickers sonder tal, in d'eeuwighe Helsche vlam.44
Graf-schrift
 
Hy, die hier onder leyt ontsielt,
 
Was d'afgherechten Fielten Fielt.2
 
Een lasteraer, selfs van sijn Vader.
 
Sijn Tongh hingh in een Schelm, syn Mondt
 
Die leughens sprack, en t'aller stondt
 
By u was Vriendt, van u Verrader.
+
Dit scheldgedicht van een anonymus is te vinden in de Koninklijke Bibliotheek, onder nummer ‘Pamflet 7916’. Het is bij mijn weten het enige exemplaar dat bewaard gebleven is. In de oude verzameling die bekend staat als Bibliotheca Duncanniana, was dit blad gebonden op het jaar 1651, - een vergissing, aangezien het duidelijk is dat de auteur het in 1652 verschenen De geest van Mattheus Gansneb Tengnagel reeds kende. Over het werk van Tengnagel wist hij overigens niet meer dan de leek die er pas in 1652 mee kennis maakte; alle toeschrijvingen handhaaft hij bijvoorbeeld. Uit dit gedicht blijkt ten overvloede dat het meer de persoon van Tengnagel geweest is, die zoveel haat opwekte als hier zichtbaar wordt, dan het werk.
10
Vos-en-start: slaat dit op (Izaak) Vos? Jan Vos leefde nog. Wordt ook Starter mee-bedoeld?
21
zaden: verzadigen.
28
de Zoon: waar dit op slaat, is onduidelijk. Men mag uit deze opmerking misschien vooral afleiden, dat de auteur het stuk niet kende.
29
noch jongh: als hiermee bedoeld wordt dat Frik tot Tengnagels vroege werk behoorde, is dit weer onjuist. Het is zijn een-na-laatste publicatie.
40
wert: wordt.
43
hy: nl. Vos-en-start.
44
Nickers: duivels.
2
In Graf-schrift, regel 2: afgherecht: doortrapt.

Vorige Volgende

Over het gehele werk

Amsterdam


Over dit hoofdstuk/artikel

De geest van M. Tengnagel [scheldgedicht]

over De geest van Matthaeus Gansneb Tengnagel, In d'andere werelt by de verstorvene Poëten