Parochieboek van Iseghem, gevolgd door de levensbeschrijving des H.Hilonius
(1862-1863)–G.F. Tanghe– Auteursrechtvrij§ XXXVIII.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||
ze ons te geven: Hic est qui fuit.... cum patribus nostris: qui accepit verba vitae dare nobisGa naar voetnoot(1). Met reden achten wy ons gelukkig dat wy niet alleen den enkelen naem, maer ook het stichtende leven van den eersten pastor konnen bekend maken. Wat genoegen voor de Iseghemnaers, toen zy overdenken dat hun eerste pastor ook hun apostel geweest is, en als hun patroon in den hemel heerscht! Hy zal dan aen het hoofd der naemlyst van de pastors pralen. Daerby zullen wy voegen een korte schets van zyn levenGa naar voetnoot(2), hetwelk op het einde van dezen boek volledig zal verhaeld worden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||
Sint-Hilonius, Apostel, eerste pastor en patroon van Iseghem.Sint-Hilonius, voormaels Tillo genoemd, wierd in Saksenland van ariaensche, dat is, kettersche ouders geboren. Nog zeer jong zynde, viel hy in de handen van roovers, die hem te schepe naer Frankryk voerden. Gelukkiglyk kocht Sint-Eligius onzen jongeling af, en zond hem naer het klooster van Solignac, om er in het geloof onderwezen en in de christelyke zeden opgebragt te worden. Nadat zyne opvoeding voltrokken was, keerde hy terug tot zynen weldoener, die in het hof van Dagobertus goudsmid was. Hy leerde by zynen meester dezelfde konst. Zelfs bekwam hy de eereplaets in de goudsmedery van het hof, toen zyn meester tot de bisschoppelyke weerdigheid verheven wierd. De nieuwe bisschop, aenmerkende het uitstekende gedrag van zynen discipel, verhief hem tot het priesterdom, en stelde hem aen tot overste van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||
Solignac. Gelyk hy dit ambt maer tegen dank aenveerdde, legde hy het neder na de dood van den H. Eligius. Hy vertrok naer Auvergne, in eene wildernis, alwaer hy zoo streng leefde, dat hy van eenieder Paulus genoemd wierd, omdat hy het leven van Paulus, eersten eremyt, verbeeldde. Welhaest kwam geheel de wereld, arm en ryk, tot hem toegesneld: de eenen, om eene vermaning uit zynen mond te hooren; de anderen, om door hem genezen te worden. In zynen iever voor de glorie Gods, stichtte hy, ter plaetse, genoemd Braggette, een klooster, alwaer hy 300 moniken onder zyn bestuer vereenigde. Naderhand, vermaend zynde door eenen engel, keerde hy terug naer Solignac, alwaer hy als ware monik leefde. Begunstigd met de gaef van mirakels, genas hy vele persoonen; onder hen bevond zich de vrouw van den graef Lantharis, genoemd Almanna. Deze zieke vrouw zond hem een fleschje met olie, hetwelk, door hem gewyd en wedergezonden zynde, haer genas. De graef, willende zyne dankbaerheid erover betoonen, zond hem geschenken; maer de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||
mirakeldoener weigerde, met verontweerdiging, dezelve te ontvangen. Toen hy nu negentig jaer was; kreeg hy eenen aenval van kleine koortsen, die hem, zoo hy voorzag, zouden in het graf rukken. Hy vergaderde zyne broeders en zeide hun vaerwel. Ondertusschen zond hy eenen bode naer den Bisschop van Limoges, om den opperherder te verzoeken van hem de laetste geregten te komen bedienen. De bisschop lag ziek te bedde; maer op het ontvangen van deze boodschap, wierd hy genezen en begaf zich naer Solignac, om den heiligen ouderling met de heilige Sakramenten des stervenden te versterken, voordat hy zynen levensloop voltrekken zou. Na zyne dood, wierden zyne stoffelyke overblyfsels, met veel solemniteit, te Solignac begraven; en uit zyn graf spruitte er olie ten behoeve van de kranken en zieken. De feestdag van Sint-Hilonius word te Iseghem, daegs na Drykoningen, plegtiglyk gevierd, met toeloop van vreemdelingen, die hem komen aenroepen tegen de koortsen. Op denzelfden dag wordt zyn feestdag ge- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||
vierd te Gits, alwaer ter zyner gedachtenis vele mirakels geschied zyn. Te Iseghem wordt hy als patroon geëerd, om reden dat de heilige bisschop Eligius hem, voor de bekeering der vlamingen, tot gezel genomen en hem gezonden heeft naer de Iseghemnaers, om ze in het katholyk geloof te onderwyzen. Ook is het, naest God, aen den H. Hilonius dat de Iseghemnaers hunne christenwording toeschryven. Deze geloofszendeling wordt afgebeeld als abt, met den staf in de linkerhand, en houdende in de regterhand eenen kelk, waeruit de zieken, binnen zyn leven, de gezondheid dronken. | |||||||||||||||||||||||
De engelsche paters,die binnen IngelmunsterGa naar voetnoot(1) een klooster hadden, zullen mogelyk, na den H. Hilonius, voor de christenheid van Iseghem, gezorgd hebben. Inderdaed, de nabyheid dezer twee plaetselykheden, en de zending waermede die moniken belast waren, laten | |||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||
zulks vermoeden. Immers, die Engelsche of Schotsche geestelyken waren daer gevestigd om in den wyngaerd des Heeren te werken en het geloof voort te planten. | |||||||||||||||||||||||
De benediktyners van S. Martinus,die door de Noordmannen uit Doornik waren gejaegd, ten jare 1092 hersteld zynde, verkregen, zoo van den plaetselyken bisschop als van den eenen of anderen kanonik der kathedrale, verscheidene autaren, en onderander van kanonik Adam den autaer van IseghemGa naar voetnoot(1). Sedertdien zullen deze moniken het herdersambt bekleed of ten minste eenen pastor aen den bisschop voorgesteld hebben, om de parochie te bedienenGa naar voetnoot(2). Onder de oude pastors is er een die als kanonik te voorschyn komt. Hy is bekend gebleven door het stichten van zyn jaerge- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||
tyde ‘te doene op Ste Loonis dach.’ Van dit jaergetyde wordt er gewag gemaekt in de dischrekening van 1531. Deze heer schynt aen het hoofd te moeten komen van de pastors, die namelyk bekend zyn en hieronder volgen: Philippus Hanebert, pastor en kanonik genoemd, had waerschynlyk twee kapellaens, aengezien hy een jaergetyde stichtte, met behulp van diaken en subdiaken. Jan Galle is bekend gebleven als prochipape, door zyn handteeken op de dischrekening van 1514 en 1515, bewaerd onder de kerkarchieven. Clement de Dondere was prochipape in 1528 en 1531, volgens de getuigenis der dischrekeningen van deze jaren, dewelke hy onderteekende. Adriaen Van Coutere komt te voorschyn als prochipape, in de dischrekeningen van 1540 en 1541, alsook van 1546, 1547 en 1548. Hy overleed na, in zyne parochiekerk, een jaergetyde gesticht te hebben. Joannes Brauwerius wordt aengeduid als tegenwoordig in de dischrekeningen van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||
1565 en 1566, in dezer voegen: psent Mer Jan de Brauwere, erfachtig prochipape van IseghemGa naar voetnoot(1). Die geleerde man was in gemeenschap met den vermaerden Molanus, professor der voormalige universiteit van Leuven, die in 1585 overleed. Ook gaf hy hem-een afschrift der bovengemelde levensschets des H. Hilonius, welke hy zelf opgesteld, of waerschynlyker onder de kerkarchieven gevonden hadGa naar voetnoot(2). Pastor de Brauwere vercynsde de erve gelegen achter de priesteragie, groot omtrent honderd roeden, voor de som van twee pond Par. 's jaers. Antonius van Halle was pastor in 1586, als blykt door zyn handteeken, ten dezen jare gesteld op de dischrekening, benevens dit van den hoogbalju Maximiliaen de Montmorentsy, in dezer voege: Interfui et laudavi Anto. van Halle. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||
Adrianus Leydanus bediende het herderschap, in 1590, als blykt door een tafereelken der keuregoederen welke hy, ten dien jare, maekte en onderteekende, als volgt: ‘Iseghem 1590. Arnoldus Van Hamme was pastor, in 1602, en mogelyk daervoor, zoo als bewezen wordt door eene dischrekening van dit jaer. Om de groote schaerschheid van priesters, ten dien tyde, had hy benevens Ise- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||
ghem, ook nog Ingelmunster en Emelghem te bedienenGa naar voetnoot(1). Mr. Van Hamme, naer het schynt, was van het ypersche. Hy stichtte twee jaergetyden, waervan het eene ten laste van de kerke, en het andere ten laste van den disch gedaen moest worden. Daerby stichtte hy nog, ten behoeve van zyne naestbestaenden, eene studiebeurs van twee pond Gr. 's jaers, daertoe bestemmende eene rente, bezet op een huis, genoemd de Trompe, staende op den knok, binnen Iseghem. 'T was hy die in 1606 begon register te houden van de gedoopten, en in 1613 van de getrouwden en overledenen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||
Men vindt zynen sterfakt onder de overledenen binnen de Meimaend van 1625, op den doodboek geschreven in dezer voegen: ‘3 Meester Arnout Van Hamme pbr. en pasteur deser prochie. Jakobus Canisius (D'hondt) ontving zyne benaming in 1625. 'T was ten tyde van dezen pastor dat de grauwezusters van Iseghem geroepen wierden om een nieuw klooster te stichten te Tourcoing, alsdan gelegen onder het bisdom van Doornik. Joannes Bravo, pastor van Oyghem, sedert 1628 wierd, in 1635, tot de pastory van Iseghem verheven. Onder de kerkarchieven, bestaet eene memorie, waeruit blykt dat zyne tiende, in 1637, te samen bedroeg: 75 pond Gr. 7 schel. elf grooten en tien korten. Deze pastor overleed, binnen Iseghem, na korten tyd het herderschap bediend te bebben. Antonius Roymans, S.T.L., was pastor, ten minste van het jaer 1638, tot zyn overlyden in 1653. Onder de kerkarchieven wordt nog bewaerd een geschrift, waerby | |||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||
heer ende Meester Antheunis Roymans, pasteur van den graefschepe van Iseghem, den 27 January 1638, in pachte geeft eene party land ofte weide, de pastory toebehoorende, en gelegen t' Iseghem, noordwest van de Koornmarkt, langs de Wulfstrate, tusschen zes of zeven honderd groot, voor de somme van 48 pond Paris. 's jaers. De Eerw. heer Roymans was licentiaet in de Godgeleerdheid, en bediende nog de pastory op t' einde van 1653, zoo als 't blykt door een extrakt uit den landboek van Iseghem, onder de dagteekening van 13 Xber 1653, alwaer men, onderander, leest hetgene volgt:
‘de priesteragie deser prochie.
gebruykt by den pasteur heer Antheunis Roymans.
Eene behuysde en bewalde mote met een voorhof palende oost de papestraet suyt de voorgaende erfve west het kerckestraetjen en noord het kerckhof ofte wel de beke groot. iij c.’ Jakobus Van Dolré, S.T.B., van het Ypersche, naer het schynt, ontving zyne | |||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||
zending in 1654. Tot heden bestaet er nog een pachtbrief door hem onderteekend, waerby hy, den 29 July 1654, zyne tiende verpachtte, voor vyftig pond Gr. 's jaers. Groote minnaer en bevoorderaer van den eerdienst des heiligen Hilonius, liet hy te Yper, in de vlaemsche taelGa naar voetnoot(1), zyn leven drukken, hetwelk hy verspreidde onder zyne parochianen, om alzoo de devotie tot hunnen patroon te vermeerderen. Uitmuntende weldoener zoo van kerk als van disch, verkoos hy deze twee weezen voor zyne uitsluitelyke erfgenamen. Boven een jaergetyde met brood aen de armen, stichtte hy, by zyn testament van 12 Oktober 1680, eene gezongen mis, op den eersten woensdag van elke maend, ter eere van den H. Hilonius, opdat deze heilige belyder, als patroon tegen de kwade en brandende koortsen, door zyne voorspraek by God almagtig, de parochie van zulke ziekten zou bevryden. Sedert deze stichting, vinden wy den pastor niet meer. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||
Joannes Franciskus de Beuckeleer was pastor, naer 't schynt, van 1682 tot 1694. Ten zynen tyde, wierd de Oostcamptiende, die t'Iseghem geheven wierd, aengeslagen, ten profyte van Lodewyk XIV, alsdan meester van onze streke. Maer gelykerwys de gemelde tiende belast was, krachtens beslissing van 't geestelyk hof, te Doornik, in 1601, jaerlyks 34 gulden te betalen, voor haer aendeel, in 't onderhoudsregt der pastors van Iseghem, zoo diende heer de Beuckeleer by den Raedpensionaris van Meenen een verzoekschrift in, ten einde van den ontvanger der konfiskatien die betaling te bekomen. Zyn smeekschrift wierd aenhoord: de ontvanger kreeg order op den 17 Mei 1692, om hem te betalen. Het echte afschrift dezer rekwest, opgesteld in het fransch, wordt tot heden, onder de kerkarchieven bewaerd. N.N. Dela Houssoye overleed en wierd | |||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||
begraven in de hoogkerke, den 9 November 1694, zoo als bestatigd wordt door den ontvangboek van het begraefregt in de kerke. Dus kan hy maer zeer korten tyd pastor geweest zyn. Paschasius De Backer, voormaels onderpastor van Thielt, wierd pastor in December 1694. Deze heer deed veel poogingen om eene relikwie van den heiligen Hilonius te bekomen, zonder dezelve te verkrygen, zoo men vinden kan in 't leven van onzen patroon, hetwelk hieronder volgen zal. Paschasius de Backer stierf, en wierd, den 26 Februarius 1700, in de hoogkerke begraven. Men bemerkt dat deze pastor een allerfraeiste pen had en allerschoonste opstellen maken kon. Henrikus Commacen bekwam de pastory, in 't jaer 1700. Volgens overlevering, was hy een felle predikant; en hetgeen men maer zelden weet gebeuren, had hy een houten been. Hy overleed t'Iseghem, in 1723, na 23 jaer het herderlyk ambt bediend te hebben. 'T was hy die, onder het gezag van Z.H. Joannes Ernestus Loewenstein, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||
bisschop van Doornik, de gilde van het heilig Sakrament instelde. Joannes Franciskus Lust aenveerdde, den 16 Mei 1724, het herdersambt. Geboortig van Meenen, was hy deservitor der kerk van St.-Hilonius, toen hy pastor benoemd wierd. Om de devotie tot de H. Barbara onder zyne parochianen te verspreiden en hen, door hare voorspraek, van eene schielyke dood te bevryden, bezorgde hy, in 1726, eene relikwie van deze heilige aen de kerk. In 1732, deed hy een nieuwen predikstoel maken, die tot heden nog bestaet, met een geringe verandering. Den bloei der gilde van het H. Sakrament behertigende, verkreeg hy voor haer van paus Clemens XII, op den 23 Augustus 1737, verscheidene voorregten en aflaten. De bisschop van Doornik, Franciskus Ernestus, graef van Salm, liet deze aflaten, den 2 December 1738, afkondigen, en gaf tevens zyne goedkeuring aen de regels of statuten des broederschaps. Ten zelfden tyde benoemde hy pastor Lust tot hoofdman des genootschaps; en dezen titel vereenigde hy, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||
voor altyd, met de pastory van IseghemGa naar voetnoot(1). Minnaer van de heilzame devotie tot het bitter lyden van den gekruisten Jesus, en wenschende dezelfde godvruchtigheid te printen in de herten van degenen die aen zyne zorg toevertrouwd waren, bragt hy den kruisweg in, die, op den 17 April 1753, door pater Bruneel, gardiaen der Rekolletten, te Kortryk, ingerigt wierd. 'T was met hetzelfde oogwit, dat hy dikwyls de dierbare relikwie van 't heilig Kruis, dewelke hy, in 't zelfde jaer verkregen had, uitstelde. Om te voldoen aen het verlangen der handbogisten, bezorgde hy hun, in 1753, de relikwie van den heiligen Sebastianus, hunnen patroon. In 1757, vereerde hy insgelyks de wevers met de relikwie van hunnen patroon, den heiligen Severinus. Gelyk er van ouds, voornamelyk in Frankryk en in Italië, alsook in 't bisdom van Doornik, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||
veel devotie bestond tot den heiligen Rochus, patroon tegen de peste, deed hy ook veel poogingen om zyne relikwie te bekomen, dewelke hy eindelyk, in 1753, verkreeg. Door die menigvuldige relikwien der heiligen, verhoopte hy zoo veel beschermers en voorsprekers aen zyne parochianen te bezorgen. Onder al de bekende pastors van Iseghem, heeft heer Lust langst van allen de pastory bediend. Hy stierf, binnen Iseghem, den 6 Mei 1770, na 46 jaer het herderlyk ambt bekleed te hebben. Jakobus Franciskus Braye wierd pastor binnen den loop van 1770. Zyne gedachtenis is nog in zegen. Voor zyne aenkomst, was hy reeds by naem en daed, voordeelig onder de parochianen bekend, vermits hy, in 't gebuerte, Winckel-Sint-Eloy als deservitor loffelyk bediend had. Die achtbare priester zag het eerste levenslicht te Mouscron. Hy was de oudoom van den eerweerden heer Braye, pastor van Reckem, en van den voortreffelyken heer Braye, gewezen burgemeester van Mouscron. Nauwelyks | |||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||
kan men zich een gedacht maken van het buitengewoon gezag, welk hy over Iseghem voerde, zoo door zyn onberispelyk en deftig gedrag en zyne hooge geleerdheid, als door zyne groote fortuin, welker inkomen hy geheel en al en nog meer aen den arme mededeeldeGa naar voetnoot(1). Bemerkende dat er onder zyne parochianen veel devotie bestond tot de Heiligen, die met God in den hemel zegepralen, en dezelve nog willende vermeerderen, bezorgde hy hun de relikwie van den heiligen Antonius van Padua, byzonderen patroon om weder te bekomen hetgene men verloren heeft. Het jaer 1774 verschafte hem byzondere gelegenheid, om te toonen tot hoe verre zyn vermogen ging by het wereldlyke gezag. Een vierentwintigtal zyner arme parochianen hadden zich pligtig gemaekt aen eene koornplundering; zy wierden allen veroordeeld om opgehangen te worden; maer de pastor, medelyden hebbende met die onge- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||
lukkigen, welke, door eenen voorbygaenden drift, misleid waren, sprak voor hen ten beste en verkreeg, met de kwytschelding der doodstraf, zelfs hunne volkomene vryheid. Om de goede zeden in de onervarene jongheid te doen bloeijen en de vruchtelooze tranen van menig misvallen huwelyk te voorkomen, trachtte hy, met alle mogelyke voorzorgen, de jonge dochters van de herbergvergaderingen verwyderd te houden. Hy hield zich sterk met het plakkaet van Karel II, graef van Vlaenderen, uitgegeven den 2 Maert 1682. Dit bevel verbood aen alle jonge dochters zich te bevinden ter vergadering der jongmans, in de herbergen om aldaer te drinken of te dansen, binnen de zon- heilig- en marktdagen, op straffe van zes gulden boete, ten laste van den weerd ofte van de weerdinne, ende dry gulden boete, ten laste van iederen jongman of elke jonge dochter, hier tegen misdoende. Alle christelyke ouders verstonden zoodanig wel het gedacht van hunnen herder dat zy liever hunne dochters t'huis zouden | |||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||
gebonden hebben, dan dezelve te laten ter herberge gaen. Ook waren er, in dien gelukkigen tyd voor de zeden, op geheel Iseghem, geene jonge dochters, die zich zouden verstout hebben, onder de jongelingen, in de herbergvergaderingen te verkeeren. Pastor Braye betrachtte, uit al zyne krachten, het eeuwig geluk zyner parochianen; maer ter zelfder tyde liet hy zich niet onverschillig aen hun tydelyk welvaren. 'T is alzoo dat men hem niet zelden de neerstigheid, de huishoudende spaerzaemheid, de regtveerdigheid en matigheid hoorde aenbevelen, als zoovele bekwame middels om een tydelyk welzyn te bekomen of te bewaren. De arme of geringe huisgezinnen, die zich door vlytigheid en werkzaemheid onderscheiden, was hy byzonderlyk toegenegen. Toen hy ze bezocht en ondervond dat zy neerstig en deugdelyk waren, gaf hy hun ondertusschen eene handvol kroonstukken. Alzoo heeft hy menigen huisvader van den geringen burgerstand geheel en al opgeholpen. Nadat hy zich alles aen allen gemaekt had, om allen zalig te maken, ging | |||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||
hy den loon van zynen arbeid ontvangen, hy stierf binnen Iseghem, den 23 Maert 1786, na 16 jaer aldaer het herderlyk ambt bekleed te hebben. Samuel De Laere, van Ingelmunster, was achtervolgens onderpastor en deservitor van Rolleghem. Hy bediende de pastory van Heestert, toen, op de presentatie van den abt der Benediktyners van Sint-Martens, de bisschop van Doornik, hem, den eersten September 1786, zyne zending gaf als pastor van IseghemGa naar voetnoot(1). Hetgene wonder was, de deken van Kortryk stelde hem in bezit van zyne nieuwe bediening in de kerke van Cuerne. Wy weten niet waerom deze plegtigheid daer geschiedde. Het was misschien omdat de Weleerw. heer deken Cooreman, die te Harelbeke als kanonik der kollegiale kerk verbleef, oud geworden zynde, de moeite van verder te reizen ontzag. Van den beginne af, toonde de nieuwe pastor veel iever en moed. Alles uitzoekende | |||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||
wat dienen kon om de zaligheid zyner parochianen te vervoorderen, bragt hy, in 1787, het loffelyk gebruik in van te prediken, tusschen vespers en lof, op de hoogdagen en voornaemste heiligdagen des jaers. Als ware herder, bestierde hy zyne kudde in vrede, toen de Franschen zyne ruste kwamen stooren. Zes millioenen schatting leggende op de geestelykheid van Westvlaenderen, eischten zy van hem, voor zyn aendeel, 25,800 livres. Eenige jaren daerna, bleef hy zoo vast als eene rots, te midden der woedende stormen. Hy weigerde kloekmoediglyk, in 1797, den eed van Haet aen 't koningdom, enz., niettegenstaende dat hooggeplaetste persoonen hem daertoe opwekten by brieven, die nog onder de kerkarchieven bewaerd worden. Ten dien gevolge wierd hy gebannen uit de kerk, die gesloten wierd, en uit zyn huis, hetwelk tot herberg dienen moest. Maer hetgeen hem smertelyks van al viel, was de aenkomst van den wolf in den schaepstal! Op den 12 April 1798, kwam tot Iseghem een beëedigde priester, een indringeling of | |||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||
gezagroover aen, om 't herderlyk ambt in de plaets van den wettigen pastor te bekleeden. Gelukkiglyk verbleef hy maer eenen nacht in de pastory. Hy vertrok 's anderendaegs geheel vroeg, met den schrik in 't lyf, en waerschynlyk als gejaegd zynde door knagingen van konscientie. De Eerw. heer De Laere was bestemd om den kelk van smerten ten gronde toe uit te drinken. Op den 26 Januarius 1799, kwam er, van hoogerhand, een dekreet, dat hem tot het ballingschap verweesGa naar voetnoot(1). Maer dat heeft hy weten te ontgaen, met zich te verbergenGa naar voetnoot(2), zonder nogtans zyne parochianen te verlaten. Hy bleef onder hen om op alles het oog te houden en by der hand te zyn als iemand zynen dienst mogt noodig hebben. De beregtingen deed hy, verkleed en by nachte; insgelyks bediende hy de andere HH. Sakramenten. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||
Na het konkordaet van 1801, met de herinrigting der bisdommen en parochien, toen zoovele pastors van plaetse veranderden, wierd hy als herder van Iseghem bevestigd. Om de parochie eenen voorspreker te verschaffen tegen alle ongelukken door den donder en bliksem, bezorgde hy aen de kerk, in 1803, eene relikwie van den heiligen Donatus. Vol van erkentenis jegens den heiligen Eligius., apostel van Vlaenderen, die, buiten twyfel, ook het geloof aen de Iseghemnaers zal gepredikt hebben, rigtte hy, den 16 December 1804, onder het gezag des bisschops van Gent, ter eere van dien heilige eene feest in, waerby hy zyne relikwie processiewyze inhaelde. Ten zelfden jare, wierd de kerk, door zyne zorg, ook vereerd met eene relikwie van den heiligen Clemens, om aldus te voldoen aen de devotie der molenaers, die dezen heilige als den patroon hunner nyverheid aenroepen. Op 't einde zyns levens had hy nog den troost van de wydvermaerde Portiunculafeest te zien hersteld worden en herbloeijen, tot geluk zyner parochianen. Immers, sedert | |||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||
het afschaffen van 't nonnenklooster en het vernietigen der kloosterkapel, was de jaerlyksche solemniteit van Portiuncula, die aldaer van ouds, met onbeschryfelyken toeloop van volk, gevierd wierd, opgehouden. Dikwyls beklaegden zich de inwoners omdat zy van die geestelyke en zalige feest beroofd waren. Om aen hunne wenschen te voldoen, zond de pastor tot den paus eenen smeekbrief, waerby hy zyne Heiligheid verzocht dat hy zou gelieven den alouden aflaet van Portiuncula, van het gewezen klooster, naer de parochiekerk over te voeren. Die weldaed wierd goedjonstiglyk toegestaen den 4 Augustus 1809, door Zyne Heiligheid den Paus van Roome, Pius VII. Men vierde de feest van Portiuncula, voor den eersten keer, op den eersten en tweeden Augustus 1810, in de parochiekerk. Zoo als in voorige tyden, kwam menig mensch, van Ingelmunster, Emelghem, Lendelede, Winckel-Sint-Eloy, Ouckene, Rumbeke en Cachtem, om den wydvermaerden aflaet van Portiuncula te winnen. Van dien tyd af tot den dag van heden is deze solemniteit, van jare tot jare, in de parochiekerk gevierd geworden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||
De pastor overleefde maer korten tyd de vervoering van Portiuncula naer de parochiale kerk. Een langdurig en smertelyk ongemak aen de beenen, deed hem ten grave dalen, den 24 Oktober 1810, na 24 jaren, onder veel lyden en smerten, het herdersambt loffelyk bediend te hebben. Martinus Vincentius Buseine wierd geboren te Becelaere, alwaer hy zich, van zyne kindsche jaren af, door eene teedere godvruchtigheid, liet onderscheiden. Zyne ouders waren zeer christelyk, doch weinig begoed. Hy had voor meter jufvrouw DelfortrieGa naar voetnoot(1) die hem in zyne studiën onderhield. In 't kollegie van Meenen, waer hy zyne latynsche scholen begon in 1781, was hy het voorbeeld van al de studenten, wier achting en liefde hy over zich trok. Zyne godvruchtigheid scheen des te meer uit, omdat hy ver boven al zyne medeleerlingen uitmuntte door zynen voortgang in de wetenschappen. De plaetsenlysten van zyne vier | |||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||
eerste latynscholen, die wy ter hand hebben, getuigen dat hy, op het einde des jaers, in elke algemeene afroeping, den eersten prys behaeld heeft. Daerenboven hebben wy gelezen dat hy telkens, in andere takken, van dry tot vyf andere eerste plaetsen heeft bekomen. Om zynen roep tot den geestelyken staet te bereiken, begaf hy zich tot het seminarie van Yper, alwaer hy zich, door de oefeningen van alle slach van deugden, tot het priesterdom bereidde. Hy ontving de priesterlyke wyding, in 1790, en wierd, het volgende jaer, als onderpastor naer Bulscamp gezonden. Nadat hy acht jaer deze parochie gesticht had, ging hy, in 1798, in dezelfde hoedanigheid over naer Duinkerke, en, in 1802, naer Eessen. In beide plaetsen liet hy niet weinig teekens na van een ievervollen priester. Pastor van Blankenberghe, in 1804, benoemd zynde, won hy op korten tyd al de herten zyner parochianen. Ook waren de Blankenberghenaers zeer bedroefd, toen zy hunnen herder, in 1808, zagen overgaen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||
tot de pastory van Vlissinge in Zeeland. Hy was daer pastor, toen de Engelschen, in 1809, de zeewerf, gesticht door Napoleon I, kwamen vernielen, de acht tienden der stad, ter zelfder tyde, in assche leggende. Spytig was 't voor dit laetste zeestedeken dat zyn verblyf aldaer zoo kortstondig was! niettemin zou men bezwaerlyk konnen beschryven al het goed dat hy daer gedaen heeft, binnen den loop van twee jaren. Men zag er, by der oog, het geloof herleven, de zeden verbeteren, de religie herbloeijen. Maer de goddelyke Voorzienigheid bestemde hem tot een meerdere bevolking, waer hy al de krachten van zynen iever kon uitbreiden. Op den 5 December 1810, wierd hy als herder van Iseghem ingehuld met eenen triomf zonder weerga. Van den derden dag zyner aenkomst bragt hy een kerkelyk gebruik in, hetwelk al de parochianen goedkeurden. Sedert de wyding van het nieuw kerkhof, wierden de lyken, om den ruimen afstand, van de kerk naer de begraefplaets, zonder priester, gedragen. De afwezigheid van eenen priester, in zulke plegtigheid, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||
scheen den Eerw. heer Buseine gebrekkelyk, of ten minste niet christelyk genoeg. Hy wilde dat de priester, die de eerste vriend is van den mensch als hy ter wereld komt, ook de laetste wezen zou, wanneer hy de wereld verlaet en ten grave gedragen wordt. Van 't eerste lyk dat er te begraven was, zag men, met genoegen, eenen priester hetzelve verzellen tot aen het graf, en aldaer de laetste gebeden van de kerk lezen. Om het dikwylig bywonen der heilige Sakramenten aen te moedigen en meer te verspreiden, begon heer Buseine met zich de weke door in den biechtstoel aen te bieden. Dit was iets nieuws voor Iseghem, alwaer men op de gemeene wekedagen, buiten de zaterdagen, niet gewoon was biechte te zitten. Volk of geen volk, ging hy, alle dage, van 's morgens vroeg, naer den biechtstoel, alwaer hy standvastig verbleef tot omtrent ten acht ure, altyd even verduldig biechtkinderen afwachtende. Alzoo kwam allengskens het gebruik in van ook op de gemeene wekedagen te naderen tot de heilige Sakramenten. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||
Tot Iseghem aenkomende, vond hy aldaer eene armschool half gesticht, die nog ledig of onbruikbaer stond, en gedurig scheen te roepen om voltrokken te worden. Zonder uitstel, sloeg er de nieuwe pastor de hand aen: hy leende by eenen voortreffelyken landbouwer van Iseghem, 200 pond grooten courant, om die op te bouwen en in gang te stellen. Nauwelyks was het gesticht begonnen, of hy wist hetzelve te benuttigen, om er ook eene zondagschool in te rigten, dewelke al de kinderen, zonder onderscheid, die voor hunne eerste kommunie leerden noodzakelyk moesten bywonen. In 1811, verkreeg hy voor de kerk eene relikwië van den heiligen Franciskus de Hieronymo, waermede men nog hedendaegs de kinderen zegent, opdat zy bevryd of genezen mogen worden van de ziekte, genoemd de kinderhoest. Heer Buseine strekte zyne herderlyke zorg gelykelyk uit over alle ouderdommen, rangen en staten: de armen vonden in hem een waren vader; de ryken, een getrouwen en geleerden raedsman; de jongheid, een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||
ervaren bestierder; de zieken, eenen troostengel. Van iedereen wierd hy hoogst geacht en bemind, vooral om zyne uitstekende zachtmoedigheid, dewelke, zoo als in den heiligen Franciskus de Sales, uitscheen in alles wat hy zeide, in alles wat hy deed, en hem verzelde overal waer hy ging. Niemand kon aen zyne liefdevolle woorden wederstaen; de hardste waerheden zelf, die uit zynen mond vloeiden, wierden zonder misnoegen aenveerd, om de liefelyke manier waermede hy dezelve wist uit te drukken. Met een woord, hy wierd als een heilige pastor aenzien van zyne parochianen, waeronder niemand zich zou verstout hebben eenig kwaed van hem te spreken. Terwyl hy met zooveel vrucht de herderlyke bediening uitoefende, kwam eene typhuskoorts zyne kudde verwoesten. Zoo als een goede herder, zyn leven voor zyne schapen ten beste gevende, ging hy, met een onvermoeijelyken iever, de zieken bystaen, hun de laetste heilige Sakramenten bedienen en hen troosten zooveel hy kon. Hy wierd | |||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||
het slagtoffer zyns ievers: door een zware typhuskoorts van eenige dagen nedergeveld, verzocht hy de laetste heilige Sakramenten der stervenden, waerna hy gerust ontsliep in den Heer, op den 20 Februarius 1813, in den jeugdigen ouderdom van 48 jaren en 5 maenden, na 26 maenden en half, als een apostel, het herdersambt, binnen Iseghem, bediend te hebben. Zyn al te vroege dood overdekte gansch de stad met een rouwfloers; de parochianen, die nu als schapen zonder herder waren, beweenden het smertelyk verlies van hunnen welbeminden pastor, zonder te konnen getroost worden omdat hy er niet meer was. Hunne tranen vloeiden over zyne grafstede, totdat ze zynen opvolger kenden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||
bonus pastor
R.I.P. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||
Petrus Joannes De Simpel wierd, den 2 November 1767, te Staden, geboren van christelyke en voortreffelyke ouders, die hem, van jongs af, in de vrees des Heeren opbragten. Na zyne kleine studien, met het eervolste onderscheid, gedaen te hebben, begaf hy zich naer de universiteit van Douay, alwaer hy, in het seminarie van de La Torre, gesticht ten behoeve der studenten des bisdoms van Brugge, zynen koers van philosophie zoo voortreffelyk voltrok, dat hy, op 't einde van het tweede jaer, in den pryskamp, als primus, of zoo men 't noemde, als publica de lauwerkroon behaelde. Alzoo was de akademische jongeling het sieraed en de roem des bisdoms van Brugge, hetwelk sedert de inrigting der universiteit nog nooit eenen publica, te Douay, gehad hadGa naar voetnoot(1). Om zyne hooge bekwaemheden, wierd hy, in 1789, professor van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||
de logica in d'universiteit van Douay benoemd. Priester gewyd in 1792, begon hy, het jaer daerna, de heilige bediening, als koadjutor des pastors van Wercken uit te oefenen. 'T was daer dat de priestervervolgers, in 1798, hem kwamen vinden. Vermits hy, als getrouwe priester aen de Kerk van Jesus Christus, den eed van haet aen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||
't koningdom, enz. geweigerd had, besloten zy hem te vangen en in ballingschap weg te voeren. Dit besluit kwam ter kennis van eenen zyner vrienden te Rousselaere, die terstond een spoedigen bode zond naer de familie De Simpel van Staden, met last van haer te verzoeken dat zy, in aller haeste, een verschen koerier zou afveerdigen om den koadjutor te waerschouwen. Het was avond en daerby alleronstuimigst weder, toen de voetganger met de tyding tot Staden aenkwam. Men stelde zich gerust, zeggende: De gendarmen zullen toch, dezen nacht, in zulkeen ongeweerte, op de jagt der priesters niet gaen. Alzoo wierd de koadjutor niet verwittigd. Maer, binnen den naestvolgenden nacht, verschenen de gendarmen, omringden de pastory, en namen M. De Simpel gevangen, en dit met zooveel onbeschoftheid, dat zy hem den tyd niet lieten van zyne soutaen en zyne schoenen aen te doen. Van daer wierd hy, langs al de gevangenissen van Frankryk, van stad tot stad, gehaet van allen, als een overtreder van 's lands | |||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||
wetten, als een verfoeijelyk mensch, als een vyand des vaderlands en der burgery, gestierdGa naar voetnoot(1) naer de eilanden van Ré en Oleron. Na den val van het fransch Directorie, op den 9 November 1799, en de inhulding van 't Konsulaet, begon de generael Napoleon Bonaparte, eerste konsul, in den loop van 1800, de priestervervolging wat te sussen. Hy opende de Staetsgevangenissen waerin de oude of gebrekkelyke priesters zuchtten, en liet, geheel Belgenland door, aflezen dat de weggevoerde geestelyken van d'eilanden mogten afkomen. Ten dien gevolge keerde heer De Simpel van zyn ballingschap naer zyn vaderland terug. Hy zette zyn priesterlyke levensbaen voort eerstmael als deservitor van Swevezeele; kort daerna, als onderpastor van Sint-Salvator; naderhand als zielbestierder van Sint-Janshospitael, te Brugge. Hy bediende met veel iever deze laetste plaetse, toen Mgr. De Beaumont, hem bestemde om het kollegie van Rousselaere te | |||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||
helpen herinrigten. Ten dien einde zond hy hem naer Parys, om de beste leerwyzen voor de kollegien te onderzoeken en te bestuderen. Daer volmaekte hy zich, ter zelfder tyde, zoodanig in de zuivere fransche uitspraek, dat hy zoo goed als de beste Parysnaer de fransche tale sprak. In 1806, wierd het kollegie van Rousselaere, eindelyk, na veel poogingen, heringerigt. De Eerw. heer Bruson was de eerste superior en heer De Simpel de eerste geestelyke zielbestierder. Na de dood van den Weleerw. heer Joris, pastor van O.L. Vrouwkerk, te Brugge, en deken van Ghistel, overleden den 27 Augustus 1807, wierd de directeur van het kollegie, te Rousselaere, in 't begin van September, geroepen om die pastory te bedienen. Waerschynlyk was dit de laetste pastorsbenaming, welke Mgr. De Beaumont, voor zyn vertrek, in 't bisdom van Gent gedaen heeft. Kort daerna, ontving de nieuwe pastor zyne benaming als superior van het evengenoemde kollegie van Rousselaere. Hy bestierde dit wydvermaerde leergesticht, waer- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||
uit zooveel groote mannen voor Kerke en Staet gesproten zyn, met een wys beleg zonder weerga, van 1807 tot aen deszelfs afschaffing, door keizer Napoleon, in 1812. Het navolgende jaer, wierd hy tot opvolger van wylen heer Buseine benoemd. Maer, helaes! het was maer voor een luttelken tyds! De Opperherder had besloten de beproevingen van heer De Simpel in den hemel te kroonen. Zyn verblyf binnen Iseghem was even als een enkele doorgang naer d'eeuwigheid. Hy verscheen er en hy was er niet meer! Met de heerschende ziekte neergeveld overleed hy, versterkt door de laetste HH. Sakramenten, gerustelyk in den Heer, op den 19 Mei 1813, onder de tranen en gebeden der inwoners, na het herdersambt, nauwelyks twee maenden bediend te hebben. De helft van Rousselaere schier, en bykans al de studenten van het afgeschafte kollegie, zoo uit eerbied als uit erkentenis, gingen zyne begraving bywonen. De dienst wierd gedaen door den deken Bulcke, pastor van Swevezeele, die ook zyne lykrede uitsprak. Naer het gebruik van dien tyd, maekte hy een zinspeling op den naem des overledenen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||
Het dunkt ons dat wy het nog hooren: Zyn naem was Simpel, zeide hy, en die man was simpel, regt, godvreezende en afwykende van het kwaedGa naar voetnoot(1). Om zyne gedachtenis te vereeren, dichtte heer Annocqué, overleden pastor van Oordeghem, in den naem van al zyne medeleerlingen, eene rouwklacht, in 't latyn, waerin hy, op de treurigste wyze, afschetste hoe gevoelig zy altemael waren aen het smertelyk verlies van hunnen voormaligen superior. Alzoo stierven er binnen Iseghem, in den tyd van twee jaren en half dry pastors: hetgeen even zooveel was, als er, in geheel den loop der verleden eeuw, overleden waren! Pastor De Simpel was de moederlyke oom van de twee heeren gebroeders Van Hove, waervan de oudste alsnu pastor en de jongste onderpastor is van Lauwe. Om onze levensschets te voltrekken moeten wy er nog byvoegen dat heer De Simpel van zyne ambtgenooten aenzien wierd als een der geleerdste en ootmoedigste priesters van gansch het bisdom. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||
quasi stellae | |||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||
Gulielmus De Smet, van Waerschoot, was, zoo als zyn voorzaet, een hooggeleerd man. Ten jare 1790, wierd hy primus van rhetorika in de universiteit van Leuven uitgeroepen. In de algemeene promotie van Leuven, in 1792, op 128 akademische jongelingen, bekwam hy de tiende plaets der eerste linieGa naar voetnoot(1). Verheven tot het priester- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||
schap, bekleedde hy, op zyne geboorteplaets, de bediening van onderpastor, toen Mgr. De Broglie, den 9 Mei 1808, een klein seminarie, te Sint-Nikolaes, Land van Waes, in 't oude klooster der Rekolletten inrigtte. De bisschop noemde hem eersten superior van dit nieuwe kollegie, en die keus wierd van eenieder toegejuicht. Heer De Smet beantwoordde aen de verwachting van zynen bisschop: de studerende jongheid van 't land van Waes begaf zich, in menigte, tot het nieuwe leergesticht, hetwelk welhaest bloeide door zyne schoone regeltucht en de goede studien die er gedaen wierden. Maer, ongelukkiglyk tot groote droefheid der studenten, schafte keizer Napoleon dit kollegie af, in 1812. Binnen de afschaffing, deed de gewezen superior, als onderpastor, eenen interim te Sleydinge, toen hy, in 1813, pastor van Iseghem benoemd wierd. Een min kloekmoedig man, ingezien de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||
heerschende ziekte welke reeds twee pastors in 't graf gerukt had en nog altyd even geweldig woedde, zou eenen schrik gehad hebben van naer Iseghem te komen. Maer de nieuwe herder, versterkt door de kracht desgenen die leven en dood in zyne handen heeft, stelde zich boven alle menschelyke berekeningen. Hy verscheen als een onbeschroomd apostel, bereid, was 't noodig, om ook, als een goed herder, zyn leven ten beste te geven voor zyne schapen. Vol van den geest Gods, spaerde hy zich nergens in: hy ging de zieken beregten en troosten, overal waer hy geroepen wierd. God bewaerde hem van de koortsen, dewelke nogtans, na zyne aenkomst, nog eenen merkelyken tyd zyne kudde verwoestten. Zyne aenhoudende zorgvuldigheid voor de zieken, zyne milddadige liefde voor den arme, zyne welsprekende en ievervolle sermoenen, de goede orde in 't beschikken der kerkelyke diensten, dit alles deed hem, op korten tyd, gansch het vertrouwen winnen zyner parochianen, dewelke allen, van den meeste tot den minste van hem ingenomen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||
waren. By deze en andere loffelyke hoedanigheden, vervoegde de nieuwe pastor een statig en deftig voorkomen, hetwelk eerbied en ontzag inboezemde. Moeijelyk ware 't om uit te drukken wat verheven gedacht de Iseghemnaers van hem hadden, hoezeer zy hem beminden en ontzagen. Ook was heer De Smet een van die zeldzame mannen, die tot alle plaetsen dienen konnen. Met eer was hy aen 't hoofd van een kollegie geweest; met eer hadde hy konnen eenen leerstoel als professor, in 't groote seminarie bekleeden; zelfs een myter, op zyn hoofd, zou hem niet miszeten hebben. Zoo oordeelde men te Iseghem. Om de ware godvruchtigheid meer en meer onder de inwoners te verspreiden, begon hy, op den 5 Oktober 1816, met het voortreffelyk broederschap van 't goddelyk Herte van Jesus, onder het gezag van Zyne Hoogweerdigheid den bisschop, in te stellen. Hy verhoopte dat de devotie tot het heilig Herte van Jesus het grootste nut onder zyne parochianen zou te wege gebragt hebben. Het docht hem dat de overdenking der overgroote liefde van 't goddelyk Hert | |||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||
noodzakelyk moest wederliefde ontsteken, en hen bewegen om hunne herten gelykvormig te maken aen het Hert van Jesus, door de oefening derzelfde deugden. Onder de heiligen des hemels, toonde hy, naest Maria, eene byzondere devotie tot de heilige apostelen, die de pilaren der katholyke Kerke genoemd worden. Hy ontving dan met vreugd van den weledelen heer J.A. Van Huerne, de relikwien der heilige apostelen, en deed ze, op den 4 Junius 1816, met prachtigen toestel, processiewyze, van het klooster der Mariazusters naer de kerke dragen. Om de kerkelyke solemniteiten te vermeerderen, en des te meer het volk naer de goddelyke diensten uit te lokken, bezorgde hy nog aen de kerk, in 1818, de relikwien van de heilige moeder Anna en van den heiligen Joseph, en in 1820, die van den heiligen Karolus Borromeus. Volgeern zou hy binnen Iseghem een hospitael gezien hebben voor den behoeftigen en krachteloozen ouderdom van beide geslachten, onder het bestier der Zusters van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||
Liefde, dewelke hy ingerigt had om de zieken ten huize te dienen. Daerop peisde hy dikwyls; maer, terwyl hy by zichzelven ontwerpen maekte, wierd hy, tot groote droefheid der Iseghemnaers, ten jare 1829, pastor van Waerschoot en deken der christenheid van Eecloo benoemd. Vooraleer hy van Iseghem vertrok, hetwelk hy omtrent zestien jaer bediend had, liet hy aldaer een aenzienlyke hulpsom, als het eerste geld tot het inrigten van een oud-mannenhuis. In 1836, beloonde Mgr. Vande Velde de talenten en bewezen diensten van den weerdigen deken met hem te verheffen tot de weerdigheid van grootvikaris des bisdoms van Gent, in de plaets van wylen den Weleerw. heer Goethals. Tevens benoemde hy hem kanonik, deken des kapittels en examinator synodal. Ten gevolge der nieuwe weerdigheden door het hof van Roome, in 1845, aen het kathedrael kapittel van Gent gegeven, wierd de Weleerw. heer De Smet vereerd met den titel van aertsdiaken. Al die benamingen waren, gansch het bisdom | |||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||
door, welgekomen. Die hooge plaetsen bediende hy lofweerdiglyk tot 1849, wanneer, op den 26 Februarius, een allerstichtelykste dood zyn onberispelyk leven kwam eindigen. Gulielmus De Smet, vikaris generael, stierf te Gent, in den ouderdom van 78 jaer en 2 maenden, en wierd te Waerschoot begraven. De grootvikaris was de broeder van den Weleerw. heer Bernardus De Smet, gewezen superior van het kollegie te St.-Nikolaes en van hetgene der H. Barbara te Gent, oudprofessor der H. Schriftuer in het bisschoppelyke seminarië, titulairen kanonik van Sint-Baefs, en apostelyken covisitator der geprivilegieerde kloosterordens in Belgenland, overleden den 28 April 1842. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||
Jesus, Maria, Joseph, help my in de uer myner dood, (100 dagen aflaet verleend door Pius VII, 25 April 1807).
Het gene voor Gods oogen aengenaem was heeft hy gedaen,.... noch ter rechter, noch ter linker zyde is hy er van afgeweken. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||
Joannes Verkest wierd pastor krachtens konkoers van 1829. Die achtingsweerdige priester, wiens naem en faem van Kortryk tot Iseghem waren voorgeloopen, was aldaer ten hoogste welkom. Volgens de parochianen 't was M. Buseine die in heer Verkest herleefde. Binnen zyn vyfjarig herderschap verhaestte hy zich om al het goed, wat hy kon, te doen, alsof hy beheerscht geweest ware door een voorgevoelen van aldaer niet ang te verblyven. Ten zynen tyde, en door zyne krachtdadige medewerking, wierd het schuilhuis voor de oude arme mans en vrouwen ingerigt. Om de heilzame devotie tot de Moeder Gods meer en meer te verspreiden, stelde hy, in 1831, onder het gezag des bisschops van Gent, het broederschap van den Roozenkrans in. In 1834, rigtte hy ook, op de dry Sinksendagen, het veertiguergebed inGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||
Pastor Verkest vierde maer eenmael deze vruchtvolle solemniteit. Hy wierd, in de maend September van het jaer 1834, professor in de nieuwingerigte katholyke universiteit benoemd. Korten tyd daerna verhief Mgr. Boussen hem tot honorairen kanonik der kathedrale van Brugge. Alzoo zag die weerdige man zich op een nieuw verwyderd van de societeit van Jesus, waeronder zyn hert sedert lang woonde. Hy geraekte er eindelyk, in het jaer 1840. My dunkt dat hy by zyne intrede in het klooster uitriep: Hier is voor altyd myne rustplaets; ik zal er blyven omdat ik ze gekozen hebGa naar voetnoot(1). Ook was de societeit voor hem een waerachtig aerdsch paradys. Het geheugt my zeer wel uit zynen mond gehoord te hebben dat hy, binnen het noviciaet, maer met een zake moeite had, te weten, om zich in te houden van niet te veel uitwendig zyne tevredenheid en zyn genoegen te laten blyken. Pater Verkest was voor de discipels van den H. Ignatius hetgene hy | |||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||
geweest was voor de wereldlyke priesters, dat is, een spiegel van heiligheid. Hy heeft de paters gesticht door een heilig leven en een heilige dood. Onze schets van den achtbaren heer Verkest, zou wyder uitloopen, indien zyn leven niet reeds beschreven ware om in het licht te komen. Het is van onze kennis dat de Eerw. pater L.A.V. met de beschryving is belast geweest en zyn werk voltrokken heeft. Hetgene merkweerdig voorkomt in het leven van dien ootmoedigen man, is dat hy ten allen tyde, zooveel hy kon, de eere vlugtte, en dat de eere, altyd, tegen zynen dank, aen zyne stappen kleefde. Dat was geen wonder: er staet immers geschreven: Wie zich vernedert, zal verheven worden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||
†
Ik heb de wysheid begeerd en zy is my gegeven geworden; ik heb den Heer aenroepen en de geest der wysheid is in my gekomen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||
Joannes De Bruyne, geboren te Pitthem, 13 Juny 1794, priester gewyd 9 Nber 1821, begon den 10 Xber daerna de heilige bediening uit te oefenen als onderpastor van Somerghem. Hy wierd voor al de andere heeren van Westvlaenderen die met hem, het jaer 1818, in het seminarie aenveerd waren, pastor benoemd. Krachtens konkoers van 1830, bekwam hy de pastory van Bovekerke. Ruim vier jaer daerna, ontving hy, in 1834, zyne zending als pastor van Iseghem..... |
|