gemeester was, en eindelyk uit eenen griffier. In de regering was er altyd een schepen van Emelghem, hetwelk onder het bestuer van Iseghem lag.
Groot was 't vermogen des magistraets: behalve het vak dat haer heden nog toekomt, was de wet met de magt bekleed van hooge, middelbare en leege justitie te doen. De hooge justitie bestond in doodsvonnissen en andere lyfstraffen uit te spreken en te laten uit voeren. De middelbare en leege justitie strafte de meerdere of mindere misdryven, en zeer dikwyls met geldboeten. Wat van de boeten kwam, dit was, in sommige gevallen, ten profyte van den balju. Van daer is het spreekwoord voortgekomen, hetwelk, tot heden, in omloop gebleven is: Waer niets is, verliest de balju zyne boete.
De wet wierd, uit de aenzienlykste mannen, door den heer van Iseghem gekozen of aengesteld, voor eenen bepaelden tyd, waerna hy dezelve vernieuwde.
De laetste hoogbalju van Iseghem is geweest heer Pieter Coucke, vader van den gewezen meijer; de laetste burgemeester,