Bb
Elk, die in eene Stad woont, en 'er byzonder toe behoort, de grootste
Heer zo wel, als de mindere Man, is een Burger van die Stad.
- Elke Stad is als een groot Huisgezin, waarin ieder arbeidzaam en vreedzaam
moet leeven en alles willig doen, of laaten, wat de Wetten gebieden, of
verbieden.
Daarenboven moet elk Nederlandsch Burger altyd
gezind en bereid zyn om zyne Stad te helpen beschermen. Daartoe moet hy zich
van zyne Jeugd af aan, zo veel als mogelyk is, oefenen en bekwaam maaken.
Alle Kinderen, van wat stand ook, moeten zo vroeg, als mogelyk is,
leeren dat zy ook aankoomende Burgers en Burgeressen zyn. De lust om met het snaphaantje te speelen moet
in de Knaapjes aangekweekt worden. De Meisjes moeten vermaak scheppen in zulk
een spel te zien.
(In het plaatje wordt een deel van het Amsterdamsche Stadhuis en van
den Dam verbeeld. Eene Compagnie Burgers trekt 'er op. De
Jongetjes leeren doen zo als hunne Vaders)