Deugden-boekje
(1813)–J.H. Swildens– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
Moeder, als 'k, naar mijn gedachten
Mijne pligten heb betracht,
Kust me, en meer dan 'k mogt verwachten;
Zie 'k mij door haar toegebragt.
Dikwijls hoor ik vader zeggen:
‘'K heb een' waarlijk braven
zaon;’
Zie, wie kan het wederleggen,
Zoo iets klinkt toch wonder
schoon.
'K zie van ieder mij beminnen,
En dat's zeker toch ook wat,
Deede ook 't kwaaddoen schatten winnen.
'T goeddoen gav' nog grooter
schat.
Altijd zoo gerust te leven,
Zoo te vrede, zoo bemind;
Die ik daarom niet zie geven
Houd ik voor geen deugdzaam kind;
'T heeft althans, dit moet zoo wezen,
Voor zich zelf geen liefde, o
neen!
Want voor straf te moeten vreezen,
Is niet wenschlijk naar ik meen.
|
|