Deugden-boekje(1813)–J.H. Swildens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De jonge kaartreiziger. Wanneer ik zoo eens op mijn kaarten Door oost en west en zuiden trek, En voorts weêr t' huis kom door het noorden, Zie 'k, in een wonder klein bestek, Een aantal rijken, vele landen, Zeer vele steden, en ik denk, Deze allen zijn zoo vele blijken Van de almagt Gods; elk geeft me een' wenk, [pagina 13] [p. 13] Een' zigtbren wenk tot eeren, looven, Tot roemen van zijn majesteit: Ik zie zijne almagt, zie zijn wijsheid, Door heel de wereld heen verspreid. En ga ik daarna in de boeken, Waarmêe mijn ijver werd beloond, Dezelfde landen weêr bereizen, 'K vind ieder plekje gronds bewoond; En daartoe werd het ook gewijzigd, Zoo dat het zijn bewoners voedt, Het zij door arbeid, of door handel; God! denk ik dan, wat zijt Gij goed! Gij zijt onze algemeene vader; Wij allen broeders; 'k bid U aan Met d'Aziaan en d'Africaner; Ik loof U met d'Americaan; Ja, allen zijn wij uwe kindren; Het meer of minder is slechts schijn; Laat steeds die band, uw wijze goedheid, Mij levendig voor oogen zijn. Vorige Volgende