Gulivers reizen
(ca. 1915)–Jonathan Swift– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Door duizend man wordt hij gebonden
En naar Liliput gezonden.
Hij doet zijn best te redeneeren
Met één van deze kleine heeren.
| |
[pagina 5]
| |
Guliver, gezeten op een poort,
Geniet de muziek uit Dwergenoord.
Zijn horloge liet hij repareeren:
Het werd gedragen door twee heeren.
| |
[pagina 6]
| |
Zonder slag of stoot
Verovert hij 's vijands vloot.
Hij bluscht Liliput, dat brandt
Met een' gieter in de hand.
| |
[pagina 7]
| |
Hij reist weer naar zijn vaderland,
Men wuift hem toe vanaf het strand.
Zijn reis bekomt hem slecht
In het Reuzenland komt hij terecht.
| |
[pagina 8]
| |
Hij wil aan 't graan een schuilplaats vragen,
Maar wordt gepakt en weggedragen.
Hij pronkt ter tafel bij het maal
En slaapt in eene notenschaal
| |
[pagina 9]
| |
Een groote rat waagt een gevecht
Ge ziet hier het bekomt hem slecht.
't Is op Gulivers verlangen,
De koningin zal hem ontvangen.
| |
[pagina 10]
| |
Varen is zijn lust en leven,
Men heeft hem nu een schip gegeven.
Een arend neemt zijn huisje mee
En voert het over land en zee.
| |
[pagina 11]
| |
Het huisje valt in zee,
Een Engelschman neemt het mee.
Later vertelt hij nog heel graag
Zijn vreemde reis aan vriend en maag.
|
|