| |
| |
| |
Nawoord
In De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk dient het eerste kind van de hoofdpersoon zich twee maanden eerder aan dan hij had verwacht. Zou het een leugentje wezen, vraagt hij zich vertwijfeld af, of heeft ze zich verrekend. Kennelijk het laatste, want de barensweeën zijn echt. Als de wiedeweerga moet hij de vroedvrouw en tantes, zusters, schoonzusters en nichten te pakken zien te krijgen om zich uit deze penibele situatie te redden. Maar ook de vrouwen blijft op een gegeven moment niets anders over dan te hopen en te bidden dat moeder en kind het leven er niet bij inschieten. Gelukkig loopt het deze keer goed af en wordt hij vader van een blakend gezond kind. Té gezond voor een zevenmaandskindje. Waarschijnlijk slaan die zeven maanden dan ook niet zo zeer op de duur van de zwangerschap, maar is het een toespeling op het feit dat veel gelieven niet wachtten op de eerste huwelijksnacht om met elkaar naar bed te gaan. Maar de man en de vrouw uit De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk hebben zich nu juist wel keurig aan de geldende moraal gehouden en, sterker, de vrouw werd tot haar grote ongenoegen pas na enige maanden zwanger. Dus toch een zevenmaandskindje? Nee, gewoon een tegenstrijdigheid die met de opzet van het boek te maken heeft. De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk is namelijk opgebouwd uit een reeks van stereotiepe tegenslagen die een gemiddeld huwelijk van een doorsnee-burgerpaar uit een niet onbemiddeld milieu treffen. Een vroegtijdige bevalling - vroegtijdig afgemeten aan de eerste huwelijksnacht - is zo'n stereotiep, negatief voorval. Evenals het moeizaam of niet kunnen krijgen van kinderen. De algemeen-geldigheid die de schrijver in de tekst probeert te leggen komt ook tot uitdrukking in het feit dat de man en de vrouw geen eigennamen krijgen en dat zelfs wordt opengelaten of het kind een jongen of een meisje is. Toch heeft de auteur
| |
| |
van De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk er naar gestreefd er zoveel mogelijk een goed lopend en samenhangend verhaal van te maken. Dit wordt vooral duidelijk als we naar de tekst kijken waaruit de schrijver zijn stof geput heeft.
| |
Les Quinze Joies de mariage
De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk is een zeer vrije, op Amsterdamse leest geschoeide bewerking van een veel oudere, Franse tekst, Les Quinze Joies de mariage, die dateert uit het begin van de vijftiende eeuw. Deze tekst is opgebouwd uit vijftien verhalen over vijftien verschillende fasen in het huwelijk. Net als in De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk krijgen de hoofdpersonen geen eigennaam. Maar anders dan in de De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk zijn de hoofdpersonen telkens andere prototypen. Zij nemen hun ervaringen niet mee van ‘joie’ naar ‘joie’, zoals de Amsterdamse man en vrouw vrijwel steeds doen. Elk verhaal is een gebeurtenis op zichzelf, die de mannelijke lezer wordt voorgespiegeld als een mogelijk lot dat hem te wachten staat. Eén of twee of misschien wel vijf van die gebeurtenissen kunnen hem overkomen. In De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk wordt een aantal van die fasen veel meer aaneengeregen doordat we steeds met hetzelfde doorsnee-burgerpaar te maken hebben en doordat de verschillende Vermakelijkheden veel directer in chronologische volgorde op elkaar aansluiten. Het schrikbeeld dat wordt geschilderd, heeft daardoor veel meer betrekking op het gehele huwelijk van de eerste dag af.
In De Tien Vermakelijkheden vaar het Huwelijk komen niet alle elementen uit Les Quinze Joies de mariage aan bod. Daarvoor is de gekozen tijdsspanne van ruim een jaar (van verloving tot na de geboorte van het eerste kind) te kort en de gekozen situatie te zeer toegespitst op één standaardpaar. De schrijver ondervangt
| |
| |
dit enigszins door in de Negende Vermakelijkheid het kraambezoek allerlei sterke verhalen te laten vertellen, waardoor hij binnen zijn verhaal ook kan uitweiden over andere en latere huwelijksperikelen en tevens enkele uitstapjes kan maken naar andere milieus, zoals die van Kaalbaart en Giert en de soldaten. Allerlei elementen uit Les Quinze Joies de mariage waarvoor in het tijdsverloop van De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk geen plaats was, zijn door de auteur in het vervolg, De Biecht der Getrouwden (1679), verwerkt. De lezers ontmoeten wederom in tien Vermakelijkheden dezelfde man en vrouw en volgen hen op hun verdere huwelijkspad, dat steeds moeilijker begaanbaar wordt.
| |
Strekking en genre
De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk is een boek van een man voor mannen. De vrouw krijgt de schuld van het weinig soepele huwelijksleven. Zij is bepaald eigenzinniger en veeleisender dan de man zich in zijn verliefde dromen had voorgesteld. Naast een groot incasseringsvermogen wordt van hem heel wat tact, overredingskracht en aanpassingsvermogen gevraagd, waarmee de auteur hem dan ook in ruime mate heeft uitgerust. Toch kost het de man nog de nodige moeite om het zijn vrouw naar de zin te maken en zo het leven draaglijk te houden. Gelukkig maar, want daaraan ontleent het boekje een belangrijk deel van zijn aardigheid. De man raakt telkens in situaties verzeild waar hij geweldig verlegen mee is. Hij lijkt dan op een regelrechte Jan Hen, zoals we die in literatuur uit de voorafgaande periode zo vaak tegen het lijf lopen. Lijkt, want er is een wezenlijk verschil met het in de zestiende eeuw populaire hennetaster-thema. Visioenen van de omgekeerde wereld waarin de vrouw de broek aan heeft, doemen telkenmale dreigend op, maar nergens treden we die wereld metterdaad binnen. Zo wordt de man telkens net geen Jan Hen, Jan Gat,
| |
| |
Zelden-komer, Koele Troever of hoe dergelijke slapjanussen ook genoemd werden.
Monique Santucci, die in 1986 een nieuwe uitgave van Les Quinze Joies de mariage verzorgde, meent dat dit werk bedoeld was als aanklacht tegen de onontbindbaarheid van het huwelijk. Scheiden was immers niet toegestaan. Het huwelijk werd op die manier een soort gevangenis, zeker als beide partners toch minder geschikt voor elkaar waren dan zij in eerste instantie dachten. Vanuit deze visie verklaart zij ook het sterk antifeministische karakter van de tekst. Dit zou slechts een middel zijn om het standpunt van de schrijver duidelijk reliëf te geven. Het is een interessante hypothese, maar nog te weinig uitgewerkt om voetstoots over te nemen en zeker niet van toepassing op onze laat-zeventiende-eeuwse Nederlandse tekst.
De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk moet vooralsnog gezien worden als een ironisch-komische tekst die een waarschuwing behelst aan het adres van mannelijke trouwlustigen zich niet hals over kop in het huwelijk te storten. Daarin is immers bepaald niet alles rozegeur en maneschijn. Het is een boek waarin (potentiële) echtgenoten zich tot hun schrik en vermaak moesten kunnen herkennen. Als zodanig sluit het aan bij een ironisch-serieuze traditie waarvan Erasmus' Lof der Zotheid het beroemdste voorbeeld is en waartoe ook ironische lofdichten behoren als Suyp-stad of Dronckaerts Leven van Dirck Pietsersz. Pers, Roemer Visschers Het Lof van een Blaeuwe Scheen en Het Lof op de Luis van Daniël Heinsius. Dit soort teksten kenmerkt zich door een mengeling van ernst en luim, waarbij de luim de overhand heeft. De ernst, het belerende blijft meestal op de achtergrond.
En ook met een andere traditie heeft het werk raakvlakken: het huwelijk was sinds de oudheid een geliefd onderwerp van vele schrijvers. Voor- en tegenstanders spraken zich erover uit. (Quasi) tegenstanders vaak in satirisch/ironisch werk, zoals in de middeleeuwse hennetaster-literatuur met de vele pantoffel- | |
| |
helden en in bovengenoemd werk van Visscher. Voorstanders vaak in moralistisch werk zoals in de zestiende eeuw Erasmus en Vives en in de zeventiende eeuw Jacob Cats, in zijn Houwelick. Moralistisch was ook het antwoord dat prompt op De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk verscheen: De Tien Delicatessen Des Huwelyks Of de Wederlegging Van de Tien Vermakelykheden Des Huwelyks van ‘Petrus de Vernoegde, getroude.’
| |
Hippolytus de Vye en Hieronymus Sweerts
Petrus de Vernoegde, een fervent propagandist van het huwelijk, suggereert in zijn boekje heel kwaadaardig dat de schrijver van De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk, ‘Hippolytus de Vrye, weduwenaar,’ vast en zeker een gefrustreerde vrijer was, die een blauwtje had gelopen. Of dat werkelijk zo was, zullen we wel nooit te weten komen. Naar men aanneemt zit achter het pseudoniem ‘Hippolytus de Vrye, weduwenaar’ de drukker-uitgever Hieronymus Sweerts verscholen. Hij was in de tijd dat De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk misschien geschreven werd, een weduwnaar op vrijersvoeten (1674-1677)! Sweerts trouwde in 1677 voor de tweede maal. Een kort huwelijk overigens, want in 1680 trouwde hij wederom, nu met ene Maria Constant, een weduwe. Sweerts (2 december 1629 gedoopt in de Oude Kerk te Amsterdam) was de drukker van De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk. In 1664 was hij zijn eigen drukkerij begonnen, nadat hij enkele jaren voor zijn tante en nichten had gewerkt. Hij drukte van alles: bijbels, religieuze werken, staatkundige en didactische verhandelingen, fabels, een prentenboek over Amsterdam, losse prenten, poëzie en proza. In 1696 is hij, bijna blind, gestorven. Sweerts was behalve drukker-uitgever ook schrijver-dichter, en geen onverdienstelijke naar het oordeel van zijn tijdgenoten. Als dichter bewoog de onlangs door Gerrit Komrij herontdekte Sweerts zich in de literaire kring die zich verzette tegen de streng-classi- | |
| |
cistische opvattingen van het Amsterdamse kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum van A. Pels c.s.. Mogelijk is Sweerts ook de schrijver van Den Berg Parnas (1689), dat bij hem verscheen en waarin Nil stevig over de hekel wordt gehaald. Een niet alledaagse bezigheid van Sweerts was verder het verzamelen en beschrijven van opschriften op luifels, wagens, glazen, uithangborden en dergelijke, een verzameling die hij in
vier delen uitgaf onder de titel Koddige en ernstige opschriften (...). Het eerste deeltje kwam uit in 1682. Wellicht is in de persoon van een zekere schoolmeester Kaldekerk, die in de Eerste Vermakelijkheid wordt opgevoerd, een spoor van Sweerts' bijzondere liefhebberij te bespeuren. Kaldekerk had namelijk aan zijn huis een bord hangen met daarop een gekroonde hoofdzweer, ofwel hoofdpijn met een kroontje. En ook in De Biecht der Getrouwden komt een uithangbord ter sprake. De schrijver raadt het paar, dat een winkel begint, ten sterkste aan er een te nemen en geeft aanwijzingen hoe het bord het meeste effect zal sorteren. Beide passages versterken de idee dat Sweerts en Hippolytus de Vrye een en dezelfde persoon waren. Hippolytus zelf ontkent overigens in het voorwoord tot De Biecht der Getrouwden ten stelligste dat ‘een onnozele boekverkoper’ de auteur zou zijn, iets wat door kritikasters van De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk was gesuggereerd. De ironische toon van dit voorwoord doet echter eerder het tegenovergestelde vermoeden.
De voornaam van ‘Hippolytus de Vrye, weduwenaar’ zinspeelt op een figuur uit de Griekse mythologie. Hippolytos was de zoon van Theseus, de koning van Athene. Hij werd begeerd door zijn stiefmoeder Phaedra, maar Hippolytos wees haar af. Phaedra maakte hem daarop te schande bij zijn vader, die hem overleverde aan de straf van Poseidon, hetgeen zijn dood betekende. Euripides en Racine (Phèdre) gebruikten de stof in tragedies, alsook Vondel in zijn Hyppolytus of Rampsalige Kuys- | |
| |
cheyd. In Vondels werk staat Hippolytos' onschuld centraal, maar met betrekking tot De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk zal de keuze van deze naam wel bepaald zijn door zijn afwijzing van de liefde.
| |
Drukgeschiedenis
De oudste overgeleverde druk is de tweede druk uit 1678. Er is nog een andere druk uit 1678, waarin geen drukaanduiding staat en waarin een ander pseudoniem van Sweerts in het uitgeversadres voorkomt: Jeroen Jeroensz. Dit zou de eerste druk kunnen zijn, maar helaas is een exemplaar hiervan nog niet teruggevonden. Van de drukken die bij leven van Sweerts zijn verschenen, zijn nog bekend een vijfde druk en een achtste druk, respectievelijk uit (ook al) 1678 en 1683/1684. Een vreemde rij en vooral een onvolledige. Diepgaand onderzoek zal misschien voor aanvulling kunnen zorgen, maar het is niet ondenkbaar dat hier sprake is van een wel vaker toegepast drukkerstrucje; door het drukaantal fictief te verhogen werd de suggestie gewekt dat het boek uitstekend verkocht, hetgeen de verkoop stimuleerde.
Een verhaal apart is de roofdruk die van De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk verscheen bij een onbekende Utrechtse drukker, die connecties onderhield met een stadgenoot van Sweerts. Deze stadgenoot bracht de ‘vuile nadruk’ (van de tweede druk) onder de aandacht van de Amsterdammers. Sweerts maakt melding van een en ander in het Noodzakelijk Bericht aan de Kopers van dit Boekje, een soort waarborg van echtheid. Het geval vormt een fraai blijk van een in de zeventiende eeuw regelmatig voorkomende misstand en is tevens een indicatie dat het boek enige populariteit genoot.
Tot diep in de achttiende eeuw bleef De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk commercieel en dus kennelijk ook inhoudelijk interessant, want het werd verscheidene malen herdrukt,
| |
| |
onder meer bij de Weduwe Gysbert de Groot in 1700 (een zesde(!) druk) en bij Joannes Kannewet en Isaak vander Putte, die beiden een ‘laatste druk’, zonder jaarvermelding, op de markt brachten. Met meer recht kwam die eer toe aan S. en W. Koene, die in 1796 de tot nu toe meest recente uitgave leverden.
De achtste druk van 1683/1684 bevat nog enkele toevoegingen ten opzichte van de voorgaande drukken voorzover bekend. Dit is de reden dat wij ervoor gekozen hebben deze achtste druk als grondslag voor de bewerking te nemen. De gereproduceerde prenten zijn afkomstig uit de tweede en vijfde druk. De kwaliteit van de afbeeldingen was bij deze keuze het criterium.
| |
De zeventiende-eeuwse werkelijkheid en De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk
De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk is rijk aan details uit de toenmalige werkelijkheid. Herkenning daarvan is ongetwijfeld een belangrijke factor geweest in de waardering van de lezers uit de tijd van Sweerts. Voor ons is er de extra charme van de vergelijking tussen toen en nu. Natuurlijk kan dit fictionele verhaal niet worden beschouwd als een werkelijkheidsgetrouwe reportage over het toenmalige huwelijksleven. Het is riskant uit zo'n komisch bedoeld verhaal iets af te willen leiden over de historische werkelijkheid of de mentaliteit van toen. Pogingen om uit deze ene tekst de visie van de gemiddelde zeventiende-eeuwse man op de vrouw te halen, zijn zinloos. Het materiaal zelf is om te beginnen al niet ondubbelzinnig. In de verhalende tekst is de toon niet zo heel vrouwvijandig, al wordt de echtgenoot wel als slachtoffer voorgesteld van de kuren van zijn lieve vrouwtje. De inleiding en vooral het ‘Besluit’ laten echter de ironische toon los: vrouwen zijn knorrig, heerszuchtig, verkwistend, hovaardig, geil en drankzuchtig,
| |
| |
om maar enkele van de gelaakte karaktertrekken te noemen. Is dit nu de visie van de zeventiende-eeuwse man op de vrouw? Dat is een onzinnige generalisatie, al zal niemand ontkennen dat zulke opvattingen voorkwamen. Maar we hoeven alleen naar het antwoord van Petrus de Vernoegde te kijken om precies het tegenovergestelde tegen te komen: voor hem bestonden er geen liever, deugdzamer en trouwhartiger schepseltjes dan vrouwen. Dergelijke extreme voorstellingen behoren eenvoudig tot het rijke arsenaal van gemeenplaatsen rond het huwelijk. Dat wil niet zeggen dat ze geen functie hadden in de ontwikkeling van de opvattingen over de vrouw en het huwelijksleven. Juist in hun karikaturale vertekening bieden ze enerzijds de lezers ruimte voor het afreageren van hun eigen frustraties en leveren ze anderzijds een bijdrage tot de vorming en instandhouding van collectieve mentaliteiten. Dat deze laatste ook in de zeventiende-eeuwse werkelijkheid veel meer nuances vertoonden dan de hier afgedrukte tekst laat zien, staat wel vast. In allerlei andere werken komt naar voren dat de taak van de vrouw in het huishouden en bij het opvoeden van de kinderen hoog werd gewaardeerd. Daarbij werd echter niet getornd aan de opvatting dat de positie van de vrouw principieel ondergeschikt was aan die van de man. Het beeld van het huwelijksleven in De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk mag eenzijdig en vertekend zijn, het werk is wel opgebouwd uit zeer herkenbare elementen uit de dagelijkse werkelijkheid van Amsterdamse burgers uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. Een aantal aspecten daarvan verdient nog bespreking, opdat duidelijker kan worden tegen welke achtergrond de voorvallen in het verhaal gezien moeten worden.
| |
Verliefd, verloofd, getrouwd
Een wezenlijke voorwaarde om met iemand te trouwen is dat je verliefd wordt op hem of haar. Voor ons een waarheid als een
| |
| |
koe. Toch was dat vroeger minder vanzelfsprekend. Tot 1600 kwam uithuwelijken regelmatig voor. Verliefdheid speelde een rol in de keus van de partner, maar andere factoren, sociale en ook economische, waren minstens zo belangrijk. Zeker in hogere kringen. Het ging er vooral om het familiebezit veilig te stellen. In de zeventiende eeuw echter kwam er geleidelijk aan iets meer ruimte voor persoonlijke gevoelens. Overigens zonder dat rang en stand nu direct uit het oog werden verloren. Zo worden Trijntje de Meid slechts herenknechten, koetsiers of buurvrijers in het vooruitzicht gesteld. Vrijde een door Cupido aangeschoten jongeling toch buiten zijn stand, dan waren er altijd nog de ouders die toestemming moesten geven voor het huwelijk. Voor meisjes tot hun twintigste, voor jongens tot hun vijfentwintigste.
Van uithuwelijken is in onze tekst geen sprake. De man heeft zijn vrouw veroverd op vele medeminnaars. Veel meer komen we over hun ontmoeting niet te weten. En dat zou ook te specifiek zijn in de algemene opzet. Over waar mensen uit dit burgermilieu elkaar ontmoetten, zegt de tekst iets meer. In haar euforie over haar komende huwelijk komt in de vrouw de koppelares te voorschijn. Ze zal eens wat feestjes en gezellige maaltijden aanrichten, opdat haar vriendinnen ook aan de man mogen geraken. En voor de bruiloft trommelt de man zijn beste vrienden op om mede de vriendinnen van zijn vrouw te vermaken.
| |
Verloving
Maakten een jongen en een meisje trouwplannen, dan gaven zij elkaar een trouwpenning, een soort onderpand. Dat kon van alles zijn: een ring, een geldstuk of, zoals in de anekdote over de soldaten in de Negende Vermakelijkheid, een tabaksdoos of een kouseband. Zo'n belofte van trouw, ofte wel verloving, was bindend: men kon elkaar dwingen woord te houden. Alleen
| |
| |
onkuisheid was een grond tot verbreking van de belofte of men kon met wederzijdse instemming besluiten de verloving af te breken. De soldaat-charmeur geeft zijn vriend met de kouseband dus een machtig wapen in handen.
| |
Vrijen voor het huwelijk
De hoofdpersonen in De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk houden zich min of meer keurig aan de heersende moraal: geen seks voor het huwelijk. Hooguit rommelen zij wat tijdens de verloving en ondertrouw, maar het gaat net niet te ver. Hij mag dan met zijn vingers daar komen, waar eerst, voor de trouwbelofte, zijn gedachten niet eens werden toegelaten.
Nageslacht werd in de zeventiende eeuw evenwel zo belangrijk gevonden, dat men in de praktijk vaak de theorie liet voor wat die was; men probeerde eerst uit of men kinderen kon krijgen. Kaalbaart en Giert uit het verhaal in de Negende Vermakelijkheid zijn daar een voorbeeld van. Zij hadden reeds hun huwelijk aangetekend, maar zien er op het laatste moment vanaf. Naar hun eigen zeggen omdat zij er achter zijn gekomen dat zij elkaar niet kunnen luchten of zien. De verteller van het verhaal suggereert echter iets heel anders. Zowel Giert als Kaalbaart trouwde kort daarop met een ander. Giert kreeg kinderen, Kaalbaart niet. De verteller nu denkt dat Kaalbaart en Giert voor hun huwelijk de proef op de som hebben genomen, van elkaar gedacht hebben dat de ander onvruchtbaar was en het dus maar beter geacht hebben een andere levensgezel te zoeken.
Vrijen voor het huwelijk was strafbaar, maar kwam veelvuldig voor. Men noemde dit met een prachtig eufemisme: ‘premature conversatie’. Dat is dus wat in de verhalen van Juffrouw Pijls en Juffrouw Keeks gedaan wordt door Juffrouw Jongeroos en haar zuster met respectievelijk Sinjeur Wieks en
| |
| |
een fruithandelaar. In beide gevallen bleven de gevolgen niet uit.
| |
Ondertrouw/huwelijk
Konden beide partners tijdens de verloving nog tot de conclusie komen dat zij toch niet zo goed bij elkaar pasten, als zij eenmaal in ondertrouw waren gegaan was de belofte niet meer te herroepen. De kerk was hier strenger in de leer dan de magistraat, maar ook die was niet gemakkelijk. Vergelijk hoe Kaalbaart en Giert de oren gewassen worden door de hoge heren Commissarissen van Huwelijkszaken.
In De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk valt de stap van het op vrijersvoeten zijn naar verloofd zijn min of meer samen met de overgang van de inleiding naar de Eerste Vermakelijkheid. De doktoren, rechtsgeleerden, kooplieden, winkeliers en schippers uit de inleiding zijn ten prooi gevallen aan een ongeneeslijke verliefdheid. Het prototype van de minnaar/man die in de Eerste Vermakelijkheid zijn intrede doet, heeft net het begeerde ja-woord van zijn lief gekregen en is dus verloofd. Al snel maakt hij aanstalten in ondertrouw te gaan. De aanstaande bruidegom heeft het daar zeer druk mee, want niet alleen moet aangifte van het voorgenomen huwelijk gedaan worden bij kerk en overheid, maar bovenal en vooreerst moet hij een afspraak zien te maken met de wederzijdse familie om te onderhandelen over de huwelijkse voorwaarden. Voor de gelieven, die daar niet bij aanwezig waren, kon dit nog spannend zijn, omdat men het lang niet altijd gemakkelijk eens werd. In De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk wint de liefde het van de financiële overwegingen van de familie, waarna door de notaris alles wettig wordt vastgelegd. Daarna beloofde een paar in aanwezigheid van getuigen elkaar trouw en was het huwelijk feitelijk gesloten. De officiële huwelijksvoltrekking was niet meer dan een wettige bevestiging ten overstaan van een wereldlijke of
| |
| |
kerkelijke ambtsdrager. In De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk wordt de ondertrouw dan ook al aangeduid met ‘huwelijk’ en wat wij onder huwelijk verstaan met ‘bruiloft houden.’
| |
Bruiloft houden
In het burgergezelschap van De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk wordt de bruiloft groots aangepakt. Dagenlang zijn bruid en bruidegom bezig met alles te regelen: de trouwkleren moeten besteld en gemaakt worden, bakkers, koks, pasteibakkers, vogelkopers en hofmeesters (traiteurs) lopen de deur plat om hun diensten aan te bieden, de linnennaaister, de halsdoekenmaakster, de stijfster en de hoedenstoffeerder moeten aan het werk gezet worden en ook moet er wijn ingekocht (en uitgeprobeerd) worden. Zo'n grootse aanpak was natuurlijk slechts aan de rijkeren voorbehouden. De grote dag zelf maken de lezers niet mee. In de Tweede Vermakelijkheid wordt er op teruggekeken. Het blijkt een vrolijke boel geweest te zijn, niet in de laatstse plaats dank zij Bacchus' druppelen. In feestvieren had de zeventiende-eeuwse Nederlander dan ook een zelfs internationale naam hoog te houden.
| |
Zwangerschap, bevalling en kraambezoek
Na de inrichting van het huis en een huwelijksreisje, is voor de vrouw de eerste vreugde er een beetje vanaf. Ze begint zich zelfs zorgen te maken, want ze is nog steeds niet zwanger, terwijl de meeste buurvrouwen al wel van die schattige popjes hebben. Na haar toevlucht in een hoop kwakzalverij te hebben gezocht, lukt het dan uiteindelijk toch: ze wordt zwanger.
De zwangerschap kende voor de zeventiende-eeuwers nog vele geheimen. En daarom was er ook volop bijgeloof. In de
| |
| |
tekst wordt de vrouw tijdens haar zwangerschap belust op allerlei ongewoon voedsel, een bekend verschijnsel. Sweerts merkt in dat verband op: ‘...indien je een goed Man voor je vrouw wilt wezen, mag je haar in haar lust niet beletten, want gewis, het kind zou er iets aan overhouden’. Dit slaat op het wijdverbreide geloof dat het kind schade zou ondervinden indien de exquise eetlust van de aanstaande moeder niet bevredigd werd. Een zwangere vrouw die geen aardbeien kreeg als ze daarom vroeg, kon een kind krijgen met rode, aardbeivormige vlekken. De man loopt dus zijn benen uit het lijf om aan al haar wensen te voldoen: ze moet lekkere, vette baarsjes hebben en dan weer allerhande vruchten en noten, ook al zijn die soms duur en moeilijk te krijgen. En ook overmatige eetlust werd volledig geaccepteerd: ‘Zij moet voor twee of misschien voor drie eten’, krijgt iemand die er wat van durft te zeggen bits toegevoegd.
Als op het kraambezoek mevrouw Troetels vertelt over haar vurige belevenissen na een kraambezoek aan haar nichtje, merkt ze op dat het kindje dat van haar nichtje geleek ‘als de ene drop water de andere’. Die opmerking doet iets ondeugends vermoeden (zou haar man...), maar tegelijk is het in overeenstemming met de medische inzichten van die tijd, want de ervaringen en waarnemingen van de ouders en natuurlijk vooral van de moeder, konden volgens die inzichten van directe invloed op het ongeboren en zelfs op het nog te verwekken kind zijn. Stond de ouders een bepaald kindje voor ogen tijdens de conceptie, dan was de kans groot dat zij zo'n kindje kregen, althans dat geloofde men. Mevrouw Troetels en haar man kwamen net terug van hun bezoek aan hun nieuwe nichtje. Geen wonder dus dat de kinderen als twee druppels water op elkaar leken.
Dezelfde gedachtengang ligt ten grondslag aan het begrip ‘verzien’ (denk aan vergissen, verspreken), maar dan in negatieve zin met betrekking tot afwijkingen. Als een zwangere
| |
| |
vrouw schrok van een haas, kon zij een kind krijgen met een hazelip. Schrok zij van iemand met een bochel, dan...
Sweerts gebruikt voor ‘bevallen’ een echte Amsterdamse uitdrukking: ‘naar de Volewijk varen’. Het is het Amsterdamse equivalent voor de ooievaar: kinderen werden met een roeiboot uit de Volewijk gehaald aan de overkant van het IJ. Daar groeiden ze aan de kinderboom. Een en ander is te zien op de titelprent. Vreemd genoeg was de Volewijk ook de plaats van het galgeveld, waar de terechtgestelden ter afschrikking goed zichtbaar aan galgen bungelden.
In de zeventiende eeuw was de bevalling geen sinecure. Een goede afloop was afhankelijk van het al of niet optreden van complicaties en de kundigheid van de vroedvrouw. Kennis omtrent de geboorte deed men op in de praktijk of haalde men uit enkele standaardwerken van verloskundigen, zoals die van de Fransman Ambrosius Paré, Louise Bourgeois, de vroedvrouw van Maria de Medici en J. van Beverwijck. Aan die kennis schortte het nogal eens, ook al deed het Amsterdamse stadsbestuur verwoede pogingen de vroedvrouwen beter op te leiden. We zien de vrouw uit De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk dan ook zeer kieskeurig te werk gaan bij het zoeken van een vroedvrouw. Maar al was de vroedvrouw nog zo goed, bij ernstige moeilijkheden restte haar ook niet veel meer dan hopen, bidden en het verrichten van magische handelingen. Niet ten onrechte vreest Giertje de Meid dat haar mevrouw het niet zal halen, als de vrouw het op het eind van de Zevende Vermakelijkheid zeer te kwaad heeft. Een van de weinigen die in heel benauwde situaties nog iets kon redden was Hendrik van Roonhuysen, door juffrouw Zeeckers ‘meester Hendrik met zijn Instrument’ genoemd, die een soort hefboom ontwikkeld had.
Een bevalling was in de zeventiende eeuw nog voornamelijk een vrouwenaangelegenheid. Vrouwelijke familieleden en de baker stonden de vroedvrouw bij. In de loop van de zeven- | |
| |
tiende eeuw begonnen heel geleidelijk aan de mannen hun intrede in de kraamkamer te doen. Vroedmeesters wel te verstaan, want de echtgenoten bleven nog buiten. De vader kwam er pas bij als het kind goed en wel in de luiers lag. Zó krijgt in de tekst de man zijn kind door de vroedvrouw in de armen gestopt, waarbij zij een dan twee eeuwen oude spreuk opzegt: ‘Vader, zie, daar is uw kind, onze lieve Heer geeft er jou veel geluk mee of haalt het vroeg in zijn Rijk.’ Door het kind in zijn armen te nemen, erkent de vader het als het zijne.
Negen dagen na de geboorte begon officieel het kraambezoek, ofte wel het vannen. Eerst voor iedereen, familie, verre bekenden en mensen uit de buurt. Daarna nog een keer apart voor familie en goede bekenden, het zogenaamde kindermaal, als de vrouw uit haar kraambed opstond. Bij de feestelijkheden werden de ouders en hun kindje met cadeaus overladen, maar tegelijk kostte het hun ook handen vol geld, want geboorten werden zeer uitbundig gevierd, met veel drank en eten.
| |
Het gezin
De gezinnen in de zeventiende eeuw waren minder groot dan men wel eens denkt. Twee tot drie kinderen was het gemiddelde. Daar moet echter onmiddellijk bij aangetekend worden dat het aantal geboorten wél hoger lag: veel kinderen stierven heel jong, als ze nog geen jaar waren. En slechts de helft werd ouder dan vijfentwintig! Rijkere gezinnen waren vaak iets groter: daar waren de overlevingskansen van de kinderen beter. Zoals rijkere mensen veelal ook ouder werden. In De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk krijgen we daar weinig over te horen, omdat het in het eerste huwelijksjaar speelt.
Cijfers over het aantal zwangerschappen en over gestorven baby's ontbreken of zijn uiterst summier. Om enig idee te geven over hoe vaak een vrouw beviel, hier een passage uit de
| |
| |
Zevende Vermakelijkheid: ‘...dit is een voorval, dat maar omtrent eens om het andere jaar voorkomt...’. Betrekt men daarbij dat vrouwen ongeveer op hun vijfentwintigste trouwden en dat de gevaren van het kinderen krijgen zwaarder gingen wegen als men al enkele geboorten achter de rug had en men daarom aan zij het gebrekkige geboortebeperking ging doen, dan komt men op minstens vijf bevallingen.
| |
Tot slot
Liefst zeven van de tien Vermakelijkheden handelen over zwangerschap, geboorte en wat daar zoal bij komt kijken. ‘Huwelijk’ en ‘kinderen krijgen’ waren voor de zeventiende-eeuwer dan ook begrippen van min of meer gelijke strekking. God had de mens als hoogste opdracht meegegeven zich voort te planten en het huwelijk ingesteld als kader waarbinnen dat moest gebeuren; steevast hét argument van de voorstanders van het huwelijk. In De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk krijgen daarom naast de alledaagse problemen die de man met zijn vrouw heeft, vooral de perikelen bij het zorgen voor nageslacht veel aandacht. En daarbij zal het niet blijven, belooft Sweerts. In het toekomstperspectief, dat in de Tiende Vermakelijkheid geschilderd wordt, leveren ook de opgroeiende kinderen een ruime bijdrage aan de vele ‘vermakelijkheden’ van het huwelijk.
|
|