Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] II. Lang geleden. Ik leefde als een, die wandelt in den slaap. Daar riep mijn naam een schoone, blonde knaap Toen werd ik wakker uit mijn droeven droom En naar zijn fluistren luisterde ik met schroom. Gelijk een lam den herder volgt, gedwee, Toog ik met hem, waar hij me ook leidde, mee. Hij leidde mij, waar 't water bitter was, Waar doornen groeiden tusschen dorrend gras. Toen vlood hij ijlings, met een hoonlach, heen En liet mij arme met mijn leed alleen. Waar zwerft gij nu, o blonde, booze man, Dien ik wel haat, maar niet vergeten kan? Vorige Volgende