Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina t.o. 1] [p. t.o. 1] [pagina 5] [p. 5] Mijnen lieven Meester en Vriend, den vlaamschen dichter POL DE MONT bied ik mijne ‘Eenzame Bloemen’ aan als eene dankbare hulde. H.S. [pagina 7] [p. 7] Sonnetten [pagina 9] [p. 9] I Geelgroene weerschijn van de wiegelende boomen, Door 't vroolijk zonnelicht met goudglans overtogen, O lach mij vriendlijk toe, en schenk mij vrededroomen, En speel op mijn gelaat, en streel mijn peinzende oogen. 't Juicht alles, wijd en zijd: - De lente is weergekomen; Haar adem, warm en zacht, wil onze tranen drogen. - O, 'k heb hetzelfde lied zoo menigmaal vernomen, En 't was me, of telkens weer mijn smarten zwaarder wogen. Doch, zie! 't is om mij heen éen groeien en éen bloeien; En 'k heb uw schaduw lief, o lommerrijke dreven, Waar op het kiezelzand twee vlugge kindren stoeien. En 't is een vreemd gewest, waar mijn gedachten zweven, Als de ondergaande zon den hemel tint met rozen, En wijd door 't lentegroen, de westertransen blozen. Vorige Volgende