Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Rouw Mild deelde ze uit de kleeding blij van kleuren, Den gouden tooi, het bont, dat hij haar gaf. - ‘Hij schonk u veel, maar niet zijn naam! Hoe laf! Geen tranen waard!’ zei de éen, haar op te beuren. En de andre, streng: - ‘Uw zonde erlangt haar straf. De Wreker God hem uit uw arm kwam sleuren.’ In weduwrouw bleef stil zij hem betreuren, Dat hij haar haalde weenend wachtte ze af. Eenvoudig dorpskind, aan zijn hart gedreven Door zuivre liefde, zonder hem hoe leven? In 't kamerkijn, waar hij in d'arm haar sloot, Droef hart vol dank: haar lief was trouw gebleven En àl zijn vreugd mocht zij alleen hem geven, Van 't leege leven gleed ze in land-van-dood. Vorige Volgende