| |
| |
| |
| |
Algemeen Register der Hooftstukken, En der byzondere Verhandelingen van 't geheele Werk.
HOOFTSTUK I. |
Behelst de redenen van dit Werk, als ook de Afdeelingen. |
Pag. 1-5 |
|
|
HOOFTSTUK II. |
|
Bevat den eenigen grontvest van alle de veranderingen der bekende Bloedelooze Dierkens, welken een Popken te zyn, aangeweezen wort; als ook de manier, op welke de Wurmen en Rupzen daar in veranderen. |
5-21 |
|
|
HOOFTSTUK III. |
|
Inhoudende hoe de waare grond der natuurlyke Veranderingen, of de kennisse van het Popken is verdonkert geworden: met de verklaaring en herstelling van dezelve. |
21-37 |
|
|
HOOFTSTUK IV. |
|
Besluit in zig VIER ORDERS van Natuurlyke veranderingen, waar onder meest alle soorten van Bloedelooze Dierkens, die maar eenen grontvest van wisseling hebben, gebragt werden. |
37-66 |
|
|
EERSTE ORDER. |
|
Van de Natuurlyke veranderingen, ofte langzaame aangroejingen in ledemaaten. |
39-44 |
Optelling van de Dierkens, welke onder de eerste Order der natuurlyke veranderingen, DIER-POPKE genoemt, behooren. |
44-63 |
Voorbeelt van de Eerste Order der natuurlyke veranderingen in een LUIS: met een berigt, rakende de drie volgende Ordens behooren. |
63-66 |
Brief aan den Doorlugtigen HEER THEVENOT, van de Ontleding des MENSCHE-LUIS. |
67-85 |
Desselfs Uitwendige Leden ontleedt. |
68, 69 |
Inwendige Leden |
69-85 |
Besluit aan den Heer THEVENOT. |
85 |
Verklaaring van de Eerste Order der veranderingen, door middel van Afbeeldingen: waar toe de LUIS ten voorbeelt bygebragt wort. |
85, 86 |
Van de GETAKTE WATERVLOOY. |
86-91 |
Particuliere Verhandeling van de SCORPIOENEN, die meede onder de Eerste Order behooren. |
92-96 |
Verhandeling van de WYNGAERTSLAK, door keurlyke Afbeeldingen opgeheldert.
Inleiding. |
97, 98 |
Hooftst. I. Van den Hoorn en het weeke gedeelte des Slaks in het gemeen, en dan van de vier Hoornkens boven op het Hooft van de Oogen, die daar in te zien zyn; hoe zy gemaakt zyn en bewogen worden. |
99-107 |
II. Van de Lippen, Mond, Tanden, Tong, het Verhemelte, de Keel, en eenige Spieren. |
108, 109 |
III. Van de Smaak en Reuk der Slakken, en van eenige hunner manieren. |
110, 111 |
IV. Van het maaksel en gebruik des Rands of Lip des Slaks, van zyne Aassemhaling, Geluit, en meer ondervindingen: als ook van de Klieren, Vaaten, en wat de Voeten zyn. |
111-114 |
V. Van de vordere manieren des Slaks, zyne sterkte en leven. Hoe men hen moet dooden om best te ontleden: neffens andere waarnemingen, ook wat het sout doet omtrent hen. |
114-117 |
VI. Van de Inwendige Leden. En eerst van het Hart, Oorken, Hol-ader, Slag-ader: als ook van het Bloed en desselfs geduurige beweging. Het onderscheid tusschen Slym en Bloed. De Holligheden van de Limbus, en eindelyk van het Kalkbeursken: met een zeer raar Experiment omtrent de beweging der Musculen. |
117-123 |
VII. Van de Lever, Gal, Maag, Darmen, het Speekzel of Quylvaten des Slaks. |
123-125 |
VIII. Van de Teeldeelen, de Roede, de Lyfmoeder, de Ballekens, de Eyerstok, en andere Vaatkens tot het Teelen dienstig. |
125-130 |
IX. Van de wyze, op welke de Slakken met malkanderen teelen. |
130-133 |
X. Van de Herssenen en Senuwen: hoe zy ook haare Musculen hebben, en voor en agterwaarts in het Lighaam bewogen werden: dat zeer wonderlyk, en tot nog toe ongehoort is, in eenige Dieren te gebeuren. |
134-137 |
XI. Van de Spieren des Lighaams, en te gelyk van het Hoornken, dat het Been der Slakken is: als ook hoe zeltzaam dat het Hoornke van binnen is gemaakt, en op wat wyze het aangroeit en gevoet wert. Vorder hoe de Slak zig beweegt in het Ey. |
137-147 |
XII. Van de Kreeft- of Zee-Slak; en van de Vinnen: als ook van de inwendige draejingen der Wervelhoorn; de Toethoorn; de Klipkous en de Pennehoorn: en nog van eenige andere Hoornkens. |
147-155 |
Kleene Wervel-Slak. |
153 |
Slak, wat plat. |
154 |
Een Slak van een ovaale figuur. |
155 |
| |
| |
| |
XIII. Van den Tuin-Slak; den Huis-Slak; de Weg-of Velt-Slak. |
156-164 |
De Tuin-Slak. |
156 |
Huis-Sak. |
158 |
Velt-of Weg-Slak. |
162 |
XIV. Van den gemeenen Water-Slak: als ook van een raare soort van Slakken, die zyns gelyk levendig voortbrengt: en dan van de platte Water-Slak, en van de Vegt-Mosselen, enz. |
164-169 |
Van den gemeenen Waterslak, een raare Observatie. |
164-169 |
Een wonderbaarlyke leevenbaarende cristallyne Slak. |
169-180 |
Van de Hollandsche Aliekruik, zynde een soort van Zee-Slakken. |
180-185 |
Kleene Water-Slak met een Wervelhoorn. |
185 |
Een gemarmelde Navel-Slak. |
185, 186 |
Platte Slak. |
186-189 |
kleen plat Sakje. |
189 |
Van de Mosselen in Holland, die men in de zoete Rivieren vint. |
189-193 |
Toegift, zynde de manier om op de Hoornkens allerhande beelden en figuuren te snyden. |
193, 194 |
Brief aan den Heer THEVENOT, wegens de Ontleding van den Kreeft-Slak, die in Langedock genaamt wert BERNARD L'HERMITE. |
194-208 |
De Uiterlyke Leeden van den Kreeft-Slak. |
195-201 |
Inwendige |
201-208 |
|
|
TWEEDE ORDER. |
|
Van de natuurlyke veranderingen, ofte langzaame aangroejingen in de Leden. |
209-211 |
Optelling van de Dierkens, welke onder de Tweede Order van de natuurlyke veranderingen behooren, WORM POPKE genoemt. |
211-220 |
Voorbeelt van de Tweede Order der natuurlyke veranderingen, WORM-POPKE van my genoemt, in een PUISTEBYTER voorgestelt. |
220-226 |
Van de verscheide soorten der Wurm-Popkens van de Puistebyter. |
226-228 |
Van de VLIEGENDE WATER-SCORPIOENEN; ook tot de Tweede Order behoorende.
Uitwendige Leeden. |
229-231 |
Inwendige |
231-233 |
Natuurkundige Historie van het een dag levende HAFT, of OEVER-AAS, uit des Auteurs Neerduitsch Tractaat, getituleert, Afbeelding van 's Menschen Leeven. enz. getrokken. |
234-270 |
Hooftst I. Het Haft komt uit een Ey. |
235, 236 |
II. Uit het Ey van het Haft komt een sesvoetig Wurmke, dat Oeveraas genaamt wert. |
236 |
III. Wat de Haft-Wurm, of het Aas begint, uit zyn Ey gekropen zynde; en wat zyn voetzel is. |
237-240 |
IV. Hoe lang de Haftwurm gevoet wert; om wat reden hy Aas genoemt wert; hoe sterk hy Van Leeven is. |
240-242 |
V. De Uitwendige Leeden van het Aas werden beschreven: hun couleur of verw; als mede het onderscheid van Aart en manieren. |
242-245 |
VI. Ontleding van desselfs Inwendige Deelen. |
245-256 |
VII. Tekenen of het Aas haast vliegen zal; en dan wat het schadelyk is; en tot wat Order der veranderingen het behoort. |
256, 257 |
VIII. Hoe en op wat wonderbaarlyke wyze het Aas in Haft verandert. |
257-265 |
IX. Hoe lang het Haft leeft, en wat zyn dood verhaast. |
265-267 |
X. Het Haft vliegt drie dagen, zomtyds ook nog op den vierden dag. Andere zoorten van Haft. |
267-270 |
|
|
DERDE ORDER. |
|
Van de natuurlyke veranderingen, of langzaame aangroejingen in Ledemaaten. |
271-274 |
Optelling van de Dierkens, welke onder de Derde Order behooren, POPKEN genoemt. |
274-286 |
Voorbeeld van de derde Order der naruurlyke veranderingen op de Eerste wyze in een MIER, dien wy eenvoudig POPKE noemen. |
287-296 |
Van zommige andere soorten van Mieren, waar van eenige als de Zywormen spinnen. |
296-299 |
Zeer zeltzaame Historie van den NEUSHOORNIGEN SCHALBYTER, door curieuse Afbeeldingen opgeheldert. |
300-347 |
Inleiding. |
300, 301 |
Hooftst. I. Van de plaats, alwaar de Scalbyters zig onthouden. Haar Teelen; Eyeren; Wurmkens; Voedzel; en hoe lang zy gevoed werden. En verscheide andere raare ingevoegde Historien. |
302-306 |
II. De Naam van de Wurm daar de Neushoornige uit groeit. Zyn uiterlyke Deelen. Zyn manieren en beweging. Hy bemint de warmte. Hy vervelt. En andere ingemengde Historien ter opheldering. |
307-310 |
III. De Ontleding van den Houtwurm. Hoe hy gedood werd. Zyn Bloed, Hart, Vet, Long-pypen, Keel, Maag, Rugge-merg, weerom lopende Senuw. Wat gebruik de Houtwurm om te eeten heeft. Hoe men hem kan balsemen: met veele raare observatien. |
310-318 |
IV. De manier op welke de Wurm komt te veranderen. Hoe zyn uiterlyke Leden vergroejen, en hoe hy de gedaante van een Popke zeer won- |
| |
| |
| |
derderbaarlyk aanneemt. Neffens dan hoe de Lucht-openingen aldaar verplaast werden, met veele ongemeene Observatien. |
318-327 |
V. Hoe het Popke met overtollige vogtigheid is opgezwollen, die uitdampen. De Ontleding, en hoe hy vervelt tot een Schalbyter. Met nog eenige ontdekkingen in de Natuur. |
328-333 |
VI. Het onderscheid van het Manneken en Wyfken, na het Popke daar in vervelt is: de Adem-openingen; de Oogen; de Herssenen; de Gezigt-Zenuwen; de Long-pypen en Luchtblaasjes; het Hart; de Teeldeelen, zo in het Manneken als in het Wyfken; met een zedelyk besluit. |
333-347 |
Particuliere Verhandeling van de MUGGE, die meede onder de Derde Order der natuurlyke veranderingen, op de Eerste wyze onder het Popke behoort. |
348-362 |
Verhandeling van de BYEN, of naaukeurige beschryving van den Oorsprong, Voortteeling; Geslagte, Huis houding, Werken, en nuttigheid der zelven. |
367-550 |
Afbeelding van de Snuit, in een Wespe van onderen. |
452 |
Eerste Observatie in de Vrouwelyke Bye. |
477 |
Tweede en Derde. |
478 |
Vierde. |
479 |
Vyfde. |
482 |
Toegift van byzondeee Observatien, tot de Historie der Byen behoorende. |
539-550 |
Optelling van de Dierkens, die op de tweede wyze, onder de Derde Order der natuurlyke veranderingen, GULDE POPKE genoemt, behooren. |
551-570 |
Het Voorbeeld van de Derde Order op de tweede wyze, in een NAGTKAPELLEKE, waar van het Manneke gevleugelt is, en de verandering hier van Gulde Pop noeme. |
560 |
Ontleding van de gemeene en gekouleurde DAG-KAPEL. |
571-602 |
Hooftst. I. Beschryving der uitwendige Deelen van de Rups: als ook zyne Ontleding, Bloed, Spieren, Niergewyze Deelkens, Maag, Keel, blinde Darmen, Spinbeursken, het Vet, de Long-pypen, het Hart, de Herssenen en Zenuwen. |
572-578 |
II. De manier, op welke de Rups in een Gulde Pop verandert, en wat die is: neffens eenige Ontleedingen en andere raare Observatien, omtrent de Gulde Pop en Kapel. |
578-595 |
Ontleding van een Gulde Pop, die 2. een die 6. of 8., een die 12., en een die 17. dagen vervelt is geweest. |
584- 586 |
De manier, op welke het Gulde Popke de gedaante van Kapel aanneemt. |
588 |
III. Begrypende de inwendige Leeden van het Manneken en het Wyfken der beschreeve Kapellen. |
595-602 |
Het EENE DIER IN HET ANDERE, of de KAPEL verborgen in de RUPS, dat het derde Particuliere voorbeeld is, en een Toegift, onder deeze Derde Order op de tweede wyze. |
603-616 |
|
|
VIERDE ORDER |
|
Der natuurlyke Veranderingen, of langzaame Aangroejingen. |
617-637 |
Particulier Voorbeeld van de Vierde Oraer der veranderingen in een VLIEG: waar van ik de vervorming of aangroejing in de eerste gestalte der Ledemaaten WURMSWYZE POP noeme. |
637-648 |
Sonderlinge Historie van de VLIEG TABANUS, of beter ASYLUS genoemt. |
649, 650 |
Hooftst. I. De Uiterlyke Figuur van de Wurm, waar uit de Vlieg Asilus vergroeit, zoo levens grootte als door een vergrootglas getekent: neffens ook hoe zyne Voeten zeer wonderlyk in den mond geplaast zyn, en hoe hy door zyn Staart zyn aassem trekt. |
651-657 |
II. Van de manieren dezes Wurms: de plaats alwaar men hem vindt. Wat zyn Voetzel is; en hoe men die moet dooden om te Ontleden. |
657-660 |
III. Ontleeding van den Wurm; zyn Tanden, Maag, Darmen, Kwylvaten, Long-pypen, Vet, Hart, Herssenen en Spieren. |
660-667 |
IV. Hoe wonderbaarlyk deeze Wurm in een Pop vergroeit; wat deelen in den Wurm zyn, als hy buiten zyn vel is afgezondert geworden. Deeze deelen werden klaar in de Pop getoont. |
668-672 |
V. De Ontleding van het Popke; zyn Vet, Long-pypen, Maag en Darmen; voorts van de wonderbaarlyke Veranderingen, die in de Eyerstok, de Spieren, de Ruggraat, en andere ingewanden te zien zyn, die allengs aangroejen. |
672-681 |
VI. Van de eygentlyke manier, op welke het Popke uit zyne uitwendige huit en inwendige vlies breekt, waar door het Dierke zig, als door eene zigtbaare opstanding, in de gedaante van een Vlieg vertoont. Vorder vande Long-pypen, en Darmen, die het afstroopt, en in zyn Huit en Vlies laat leggen. |
681-686 |
VII. Van de Koevlieg, en zyn uit- en inwendige Leeden, zoo in het Manneken als Wyfken, zeer byzonderlyk. |
687-694 |
Des AUTEURS Brief aan den Ed. Heer THEVENOT over de Natuur en Ontleeding van de Wurm in de Kaas, of de MYT, en Vliegen hier uit groejende. |
695-722 |
De uitwendige Leden van de Kaas-Wurm. |
696 |
Desself aart. |
698 |
Ontleding en beschryving der innerlyke deelen. |
700 |
| |
| |
| |
Hoe de Wurmen in de Kaas komen, en aldaar de verrotting zelfs veroorzaken, zonder dat zy hier uit zouden groejen, met andere raare Observatien. |
707 |
De wyze, op welke de Kaas-Wurmen in Poppen veranderen. |
714 |
Hoe de Pop uit zyne Vliezen breekt, en de gedaante van een Vlieg aanneemt. |
716 |
Van de Teeldeelen in het Manneken en Wyfken, en hoe zy teelen. |
718 |
Beschryving van de WURMKENS, die men vindt in de Wratkens der WILLIGEBOOM BLADEN. |
723 |
Hoe de Eyeren deezer Dierkens op de bladen der Willige boomen komen. |
733 |
Van zommige andere Dierkens in de gewassen der Wilge boomen gevonden, en hoe daar in komen. |
740 |
Byzondere Verhandeling van eenige DIERKENS, die tussen het eerste en tweede Vlies van de WILLIGE BLADEN leeven, en in SCALBYTERS vergroejen. |
743 |
Van eenige WURMKENS, die men tussen de teere en vers uitspruitende bladen der WILLIGEN bevindt, welke in VLIEGKENS vergroejen. |
748 |
Van eenige WURMKENS, die men boven op de toppen der WILLIGE BOOMEN in een vrugje als een Roos vindt; en ook in veele laage Duin-Willigen. |
749 |
Van de Voeteloose WURMKENS in de HAAZENOOTEN. |
752 |
Van de WURMEN, die men tussen de twee vliezen van de bladen der ELZEBOOMEN vindt, verscheide waarnemingen. |
753-757 |
Vervolg van de Historie der Insecten, die in de Vrugten, Wratten, en Bladen gevonden werden. |
757-788 |
Observatie omtrent de gemeene Distels, welke in Holland op de Velden groejen. |
757 |
Van de Wurmkens, welke men in de uitwaskens van de Barnetelen bevind. |
748 |
Van de Wurmkens, die in zommige wollige uitwassen aan de Eike boomen worden gevonden. |
760 |
Van de Dierkens, welke men in de Wratkens der Eikeboom-bladen, heel konstig en zoo wonderbaarlyk vind opgesloten, dat alles wat tot nog gezegt is hier voor wyken moet. |
762 |
Van eenige Wurmkens, die in een Spongieus Uitwasken van de Wilde Roos, of Eglantier, werden opgekweekt. |
769 |
Naaukeurige Observatie gedaan omtrent de swarte Populier in 't Jaar 1674. 10. Juli. |
770 |
Van een Voeteloos Wurmken op de Koolbladen, 't geen eigentlyk onder de Vierde Order der natuurlyke veranderingen behoort. |
776 |
Van de MOUT-WURM. |
779 |
Van eenige Wurmkens, die, even als de Mot, in haare huiskens leeven, en de Bladen van de Appelen, Peeren, en Pruime-boomen, en Kerssen verteeren. |
783 |
Van eenige Wurmkens, welkers Eyeren op het beursken, waar in de Muskus overkomt, gezet waren. |
785 |
Van eenige Wurmkens, welke in Pypkens woonen. |
787 |
Byzondere Verhandeling van de KIKVORSCH en desselfs POP, vertonende de Historie en vergelyking tot andere Insecten.
Byzondere Verhandeling van de verandering, of vergroejing der Ledemaaten, in de Poppen der Kikvorschen, met die van de Popkens der Insecten. |
789 |
Vergelyking van den MENSCH zelfs met de Insecten en Kikvorsch |
792 |
Particuliere Verhandeling van de voortteling der Kikvorschen. |
794 |
Van de wyze, hoe de jonge in de Eyeren der Vorschen aangroejen en buiten koomen. |
811 |
Van den omloop des Bloeds in de volwasse Kikvorsch. |
830 |
Proefnemingen van de byzondere beweeging der Spieren in de Kikvorsch, op alle de beweegingen der Spieren in de Menschen en Beesten toepasselyk. |
835 |
Vergelyking van de veranderingen der GENOFFEL-BLOEMEN, Angelieren, of Teste-bloemen, met de Popkens der Insecten. |
861 |
Besluit aan den Leezer. |
864 |
Algemeene Vergelyking en overeenkoming der veranderingen, of aangroejingen in deelen en ledemaaten; zoo van de Eyeren, Wurmen, Popkens, of Insecten, onder malkander; zoo als met een van die uit de bloed-ryke Dieren, en Planten in 't byzonder. |
874 |
|
|
TOEGIFT. |
|
Ontleding van de SPAANSCHE ZEEKAT: aan den Uitmuntenden Heer FR. REDI. |
876-902 |
Verhandeling van de FLUWEELE ZEE-SLAK. |
902 |
Briefwyse Verhandeling van MANNEKENS VAREN-KRUID van Dodoneus. |
906 |
|
|