De Acht Saligheden. 1. Saligh zijn de arme van geeste, want het Rijck der Hemelen hen toebehoort. 2. Saligh zijn de Sachtmoedige: want sy de aerde sullen besitten. 3. Saligh zijn sy die drouvig zijn: want sy sullen vertroost worden. 4. Saligh zijn sy die honger en dorst hebbe na de rechtveerdigheyt: want sy sullen verzaedt worden. 5. Saligh zijn de Bermhartige: want sy sullen bermhaerigheyt verwerven. 6. Saligh zijn de suyvere van harten: want sy sullen Godt sien. 7. Saligh zijn de vreedsamige: want sy sullen Kinderen Godts genoemt worden. 8. Saligh zijn sy die vervolginge lijden om de Rechtveerdigheydt: want het Rijck der Hemelen hen toebehoort.
Stem: Och! ick mach wel drouvigh schreyen. Ofte: O Maria! die als heden.