Reeds toen beschouwde men de turners als staatsgevaarlijke groeperingen.
Ongeduldig geworden door het uitblijven van de Duitse eenheid, begonnen de turners aggressief op te treden. Jahn hield in 1817 opruiende redevoeringen en naast een aantal grofheden stelde hij een paar niet te realiserende eisen.
De turners begonnen openlijk te demonstreren. In de herfst van 1817 zou het Wartburgfest worden herdacht. Bij die gelegenheid veroorzaakte de turners incidenten door het verbranden van anti-nationalistische literatuur. De turnbeweging begon duidelijk een revolutionaire karakter te krijgen en werd op last van de overheid te Preslo en Lightzich verboden. In Pruisen was het turnen reeds onder staatstoezicht. Toen te Mannhein de Oostenrijkse staatsraad Kotzebue vermoord werd door de turner George Sand (1820) werd de turnorganisatie in Duitsland verboden.
Vele vooraanstaande turners werden vervolgd. Men oefende toen in gymnastiekzalen, maar mocht geen politiek bedrijven. In 1819 werd Jahn wegens hoogverraad gearresteerd.
In 1820 werd hij vrijgelaten doch werd hem huisarrest opgelegd. In 1825 werd hij vrijgelaten maar mocht zich niet vestigen in Berlijn en steden waar universiteiten en gymnasia waren gevestigd.
Hij stond voortdurend onder staatstoezicht, maar hij hield zich niet altijd aan deze bepalingen en werd daarom vaak verbannen.
In 1848 schreef hij een zwanenrede en hierin trachtte hij als het ware een levensrechtvaardiging te geven en vroeg hij nogmaals om begrip voor de bedoeling van turnen. Hij stierf in 1853.
Personen als Adolf Spiesz, Hans Massmann en Maul zouden de turnsport verder in ontwikkeling brengen.
Adolf Spiesz (1810-1858) wist zich aan te passen aan de rationalistische opvattingen en de gereglementeerde organisatie van de scholen in zijn tijd. Hij is de grondlegger van het klassikale gymnastiek onderwijs. Niet alleen de methodiek, maar ook de didactiek der Duitse gymnastiek paste zich aan bij de in die tijd overheersende pedagogische inzichten van Herbart. Een andere verdienste van Spiesz is de invoering van het meisjesgymnastiek.
Voor de turnsport in engere zin heeft Johann Jahn vele verdiensten gehad. Zo ontwierp hij de rekstok en de brug. Nadat het verbod op turnen was opgeheven, verbreidde deze tak van sport zich over geheel Europa en later ook over de wereld.
Soort-oefeningen: Onder invloed van het turnverbod in Duitsland ontwikkelde het turnen zich vnl. als toestelturnen. De hoofdtoestellen zijn paard, rekstok, brug en ringen. De ringen worden stilhangend en zwaaiend gebruikt. Vooral in Nederland was ringzwaaien voor dames.
Later is het van het internationale wedstrijd afgevoerd. Als belangrijke nieuwe onderdelen voor het damesturnen zijn de evenwichtsbalk en de brug met ongelijke liggers ingevoerd.
De vrije oefeningen werden aanvankelijk slechts als vooroefeningen beschouwd d.w.z. als voorbereiding op het toestelturnen. Later kregen ze een eigen plaats en drongen er elementen van de grondgymnastiek en balletbewegingen in door.
De in de jaren twintig in het programma van het damesturnen opgenomen ritmische gymnastiek is, vooral onder invloed van Tsjechoslowakije en andere landen van het Oostblok, omgevormd tot de zgn. moderne ritmische gymnastiek, waarin het gebruik van velerlei soorten handgereedschappen een belangrijke rol speelt. Als nieuw element in het damesprogramma moet nog genoemd worden de jazz-gymnastiek (een soort go-go-gymnastiek), waarvan de inspiratiebron ligt in de dansvormen van de musical West Side Story.
De uitvinding van de (Amerikaanse) trampoline bracht een nieuw element in het turnen dat echter niet in turnmeerkampen werd opgenomen, maar afzonderlijk wordt beoefend.
Hoewel al heel vroeg in deze eeuw geturnd werd in Suriname, kon turnen niet uitgroeien tot een volwaardige tak van sport.
In autustus 1903 werd de eerste acrobatische club in Suriname opgericht en wel door de heer J. Lobo. Deze vereniging droeg de naam van Surinaamsche Acrobaten Club. Zij bestond uit een tiental jongens en had een tent aan de Gravenstraat op de hoek van de Anniestraat (zie acrobatiek).
Over deze vereniging is nu weinig bekend.
Op maandag 16 november 1906 werd in de gymzaal van de Hendrikschool een uitvoering gegeven door de leerlingen van de gymnastiekcursus. De nummers van het programma werden over het algemeen goed uitgevoerd, vooral nummer 5 (afstanden) viel in de smaak. Aangetekend dient te worden dat deze gymnastiekcursus onder leiding van luitenant Boertje stond, die bijgestaan werd door luitenant Dames. De instructeurs waren de onderofficieren de Jong, Kalkman en van Oordt, allen geexamineerde gymnastiekmeesters. Deze opvoering, waaraan 9 jongens en 12 meisjes deelnamen, werd bijgewoond door gouverneur Idenburg (1905-1908) en zijn adjudant.
Op 14 maart 1909 werd door Jan van Eer de turnvereniging Thesos (Tot Heil en Sterking Onzer Spieren) opgericht en langer dan 25 jaar zwaaide Jan van Eer zijn scepter over deze vereniging. Tijdens een voorstelling in Thalia eind mei 1910 leerde het Surinaamse publiek vereniging Thesos kennen en daar men erg enthousiast was over het gepresenteerde, organiseerde Thesos op zaterdag 18 juni 1910 haar eerste eigen show, terwijl op zaterdag 7 december 1910 de tweede show werd gehouden.
Met de komst van Thesos werd de turnsport ook goed in Suriname geintroduceerd. In deze periode werd een andere acrobatenclub opgericht, namelijk ‘De Acrobaten Club Kleine Yuma’ die onder leiding stond van de heer J.A. Nederbriel. Ook werd in 1910 Olympia opgericht door Gerrit Niekoop. In 1919 onderging Olympia een naamsverandering en heette vanaf toen UNI.
Als er naar geestesvaders voor de turnsport in Suriname wordt gezocht, dan komen de namen Jan van Eer en Gerrit Niekoop meteen in aanmerking hiervoor. Zoals eerder vermeld diende van Eer deze tak van sport langer dan 25 jaar; van Niekoop is bekend dat hij 30 jaar lang