In oorlogstijd. Het volledige dagboek van de Eerste Wereldoorlog
(1979)–Stijn Streuvels– Auteursrechtelijk beschermd12 februari 1918Na vijf weken vertrekken de soldaten. Op heel het dorp is het een zucht van ontlasting. De mensen zijn een Duits woord rijker geworden nl. het woord ‘klauen’Ga naar voetnoot2. Het lijkt wel alsof er een dievenbende vertrokken is en er zijn geen twee huizen op 't dorp waar men niet gestolen heeft en van alles. De enkele treffelijke onder de soldaten vinden dat het te erg is en een ware schande om het weinige dat de burgers door de verordening nog is overgelaten nog te stelen. Zolang hebben we inkwartiering gehad. 2.000 soldaten op de gemeente en alles is in betrekkelijke rust afgelopen; - de mensen gewennen zich aan de toestanden. Hier in huis, met de luitenant geen of weinig betrekking, - hij gaat zijn gangen; voormiddags oefeningen, 's namiddags slapen, 's avonds uitgaan en 's morgens inkomen (dat noemen die heren ‘erholung’! zegt een gezapige Bursche) de zeven, acht dieners lopen over en weer elk aan zijn bezigheid, de kok in zijn keuken, de tafeldiener, een houtkapperGa naar voetnoot3, hoenders enz. en 's avonds zitten zij al te samen in de keuken verslingerd op een beetje gezelligheid, | |
[pagina 649]
| |
enplauderenGa naar voetnoot1 en plagen malkaar. Zo gingen de vijf weken voorbij snel als een rook en bij de kennismaking van die verschillende typen was er veel merkwaardigs. Abfahren! Het klinkt wel niet onverwachts maar heel bestemdGa naar voetnoot2 was het niet, tot het nu op heden namiddag erop aankwam en ernst werd met het inpakken. Het merendeel waren fel aangedaan - ze hadden zich hier reeds zo goed ingeleefd en na enige weken gemoedelijkheid met de burgers, wordt scheiden altijd iets lastigs bij 't gedacht alleen dat men malkaarGa naar voetnoot3 misschien nooit meer weerzien zal. Ik bemerk dat het iets als een natuurlijke noodwendigheid wordt met malkaarGa naar voetnoot3 af te spreken: dat men na de oorlog weerkeren zal. Het wekt iets als een heel eigenaardige treurnis bij het gedacht dat men al die bekende wezens stilaan zal vergeten en dat elk zijn gang verder door 't leven gaan zal. Van een andere kant is men toch al heel blij ervan ontslagen te zijn en het huis weer vrij te hebben. | |
13 februari 1918Heel het dorp is in rust en men spreekt niets anders dan van de menigvuldige dieftenGa naar voetnoot4 en andere ongeregeldheden. Hier in huis is de algemene schoonmaak begonnen en we voelen ons vreemd in die stilte en dat we 's avonds weer ons deuren mogen sluiten en er middel is rustig te arbeiden, - een gevoel alsof de oorlog voorbij ware. Aan de oorlog denken we ten andere zo weinig mogelijk want nu blijkt het niets anders meer te zijn als: ‘smuts’Ga naar voetnoot5. | |
15 februari 1918Ineens is onze Ortskommandantur hier opgerold en vertrokken naar Vichte. We hebben alleen nog een ‘Ortswacht’ die bestaat uit twee soldaten, twee WirtschaftenGa naar voetnoot6 en twee gendarmen. De huiszoekingen geschieden voort en de mensen zien alle dagen met schrik het geduchte bezoek waarbij (ze) het weinige dat ze niet gestolen werden of afleveren moesten, in beslag genomen en weggehaald [wordt]. Er is opnieuw een | |
[pagina 650]
| |
‘sperreGa naar voetnoot1’ met de pasp[o]orten die alle ingevraagd werden en geen nieuwe worden afgeleverd zodat we opgesloten zitten op het dorp, als krijgsgevangenen. Een afzonderlijk kapittel ware ook nog te schrijven over de houding van onze dorpschonen met de officieren en soldaten. Het zedelijkheidsgevoel en de schaamte hebben een ommekeer ondergaan en wat er na de oorlog nog van de deugd en eerlijkheid zal overblijven, valt te zien... Het blijkt nu toch dat het spreekwoord: de gelegenheid maakt de dief, voor onze brave buitenbevolking, veel waarheid inhoudt en dat er vanGa naar voetnoot2 het zedelijk weerstandvermogen geen sterke burchten te bouwen zijn. Ik had nog altijd gedacht dat het lasterpraat was en overdreven 't geen men over onze vrouwen en meisjes vertelde inzake betrekking met Duitse soldaten, maar ‘was wir sehen, das reden wir’, zegt Luther en nu heb ik het moeten beleven dat er één de onbeschaamdheid zo ver heeft gedreven om hier in huis met een officier mede te komen de nacht overbrengenGa naar voetnoot3 en 's morgens met de klare dag weer te vertrekken. Dat zijn meisjes hier van 't dorp die gekend zijn en 't geen hier is voorgevallen heeftGa naar voetnoot4 bij de bijzonderste van de gemeente gebeurd. |
|