Wereld van Chomels woordenboek
Onder een woordenboek verstond men vroeger iets anders dan nu. Het Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en konst-woordenboek, van de Franse geestelijke Noël Chomel (1633-1712) is naar onze maatstaven eerder een encyclopedie. In de Jezuïetencollectie van de Universiteitsbibliotheek Maastricht bevindt zich een tweede druk van dit werk, dat in 1778 werd uitgegeven door Joh. le Mair in Leiden, in samenwerking met de Leeuwardense boekhandelaar J.A. de Chalmot. De zeven kloeke, in halfleder gebonden delen, zijn een ingrijpende Nederlandse bewerking van de derde, sterk vermeerderde Franse editie van Chomels Dictionnaire oeconomique... uit 1732.
Het is een vreemdsoortig naslagwerk dat enerzijds serieuze informatie geeft, maar daarnaast ook rare en niet te controleren verhalen bevat. De uitgever, Jacques Alexandre de Chalmot (ca 1720-1801), die de Nederlandse tekst zelf redigeerde, zegt dat hij tien jaar nodig had gehad om Chomels ‘verwarde mengeling’ te ordenen en te bewerken. Hij roemt de hulp van J.H. Knoop, de hortulanus (hovenier) van prinses Maria Louisa van Oranje-Nassau, en van talrijke professoren. De Chalmot zou nog een Vervolg op Noel Chomel, Algemeen huishoudelijk-... woordenboek uitgeven, in maar liefst negen delen (1786-1793).
Het rijk geïllustreerde Woordenboek werd opgedragen aan de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, Jeremias van Riemsdyk. Waarom? De bewerker wil zijn zoon, Hendrik Amelius de Chalmot, ‘ten sterksten’ bij diens superieur aanbevelen! Tot vaders verdriet had Hendrik zijn boekhandel niet willen overnemen, maar had voor een ambtelijke carrière gekozen in de Oost, waar hij het bracht tot ‘Eerste Clerq van Politie en Secretaris van Justitie’ op het eiland Ternate.
Het achttiende-eeuwse Woordenboek is zulke avontuurlijke lectuur, omdat het, vergeleken met uitgaven in onze dagen, onzakelijk, inconsequent en grillig van opzet is en zonder neiging tot objectiviteit. Enkele voorbeelden: astrologie heet hier ‘sterrewaan’, maar een verdere verklaring wordt overbodig geacht. Vrouwen die het ‘vel van het aangezigt’ willen versieren, leren gestampte wortels van Salomonszegel en leliebollen te gebruiken, die met varkensreuzel en schapenvet tot crème worden verwerkt. De goede ‘Parfuimen’ zijn van witte, grijze, gele en zwarte amber uit de potvis. De amber is goed voor ‘hert, maag en hersens’. ‘Geletterde persoonen’ krijgen er echter ‘opstygingen en duyzelingen’ van. Als ‘rookpoeyer’ (wij zouden zeggen wierook) is amber een afrodisiacum: ‘voortreffelijk om het zaad bij mannen aan te zetten’.
Het artikel over bier en de brouwkunst is over zestien kolommen uitgemeten: menig bierboekje van nu is minder informatief dan deze verhandeling.