Aan den leezer.
Terwyl ik myne bespiegelingen over de
Nederlandsche Republiek ter Drukpersse vervaardigde, viel my de doorwrochte
verhandeling van den Heer Turpin, over oude en hedendaagsche Republieken, in
handen; waarin ik zo veel smaak vond, dat ik de Drukkers verzocht, eene
vertaaling van dezelve, door eene bekwaame hand, te bezorgen, op dat die, voor
myn Werkje geplaatst, als eene gepaste inleiding mogt te voorschyn komen. Dus
heb ik nu ten minsten het genoegen, dat ik den Leezer de grootste helft van dit
Boek gerust kan aanpryzen, als zyne aandacht dubbel waardig, zo wel tot
vermaak, als tot oeffening van zynen geest. Aan den anderen kant voorzie ik,
dat men, tusschen Turpin en my, zo veel te gereeder eene vergelyking maaken
zal, welke geenszins tot myn voordeel kan zyn. 't Zal misschien ook by zommigen
voor eenen trek van verwaandheid gehouden worden, dat ik gelegenheid tot zulk
eene vergelyking geeve, als of ik naamelyk my inbeeldde, zulk eenen Meester
veilig op zyde te mogen streeven. Doch ik verwacht van de meesten dat ongunstig
oordeel niet. Wil