Krispyn filozoof en De belachelijke gevolgen van het dansen ener menuet (anoniem)
(1955)–Simon Stijl– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
Eerste toneel
blijhart, vroomaart
blijhart
Mijn Vader, sta mij toe, dat ik u iets koom vragen.
Kon Zusters huw'lijksfeest u enigszins behagen?
Vondt gij genoegen in de vrolijkheid, die daar
Volkomen heerste? O, mij dunkt ik zag zo klaar,
Dat al wie daar verscheen, zo vrolijk scheen te wezen;
De blijdschap was volmaakt in ieders oog te lezen!
De Bruid en Bruidegom, zoals het mij toescheen,
Die waren beiden ook zo lief, zo wel tevreên,
Dat ik met groot vermaak hen in die vreugd beschouwde.
10[regelnummer]
Ja, ging het zo altijd, 'k geloof dat 'k ook weer trouwde.
De speelgenootjes waren ook verheugd van geest;
En al de vrienden, van dit blijde bruiloftsfeest,
Vermaakten zich gewenst, met gul en vrolijk zingen:
Met lachen, dansen, en eens lustig op te springen.
Al vrolijkheden, van een zondeloos geneugt,
En eigen aan den dag der zoete huw'lijksvreugd!
En gij, mijn Vader! Gij scheen ook zeer wel tevreden;
Gij scheen verheugd, vernoegd: en 't was niet zonder reden.
Ja, waarde Vader! 'k Zag u in mijn levenstijd
20[regelnummer]
Nooit zo volmaakt tevreên, dan in deez' vrolijkheid.
Maar kon die vrolijkheid u waarlijk zo vernoegen?
vroomaart
Mijn lieve Zoon! Ik heb mij altoos kunnen voegen
Na tijds omstandigheên, doch nooit was 'k meer verblijd,
Dit zeg ik u ronduit, als in deez' blijde tijd,
Waarin mijn dochter zich zo na mijn zin vereende.
Mijn eigen trouwdag, die zoals ik dien tijd meende,
Mijn grootste blijdschap was, die 'k ooit beleven zou,
Die trouwdag, die mij nimmer strekte tot berouw,
| |
[pagina 97]
| |
Kon zelf niet aan mijn geest een groter vreugde geven,
30[regelnummer]
Dan deze dag, die wij zo heilrijk nu beleven!
Ja, 'k zeg u meerder: (want dit zaagt gij nooit van mij,)
Mijn ambt van Ouderling, dat stelde ik aan een zij.
Want op het lang verzoek van ene jonge dame,
(Schoon buiten dit geval ik mij altoos zou schamen
Om zulks te doen,) danste ik een korte Menuet.Ga naar voetnoot1)
Ik was bijna verleerd hoe men de benen zet,
Om, zo 't behoort, een complimentGa naar voetnoot2) of pas te maken.
Maar om geen breekspelGa naar voetnoot3) van divertissante zaken
Genoemd te werden, deed ik meed' zo goed ik kon.
40[regelnummer]
Doch was veel meer verheugd, toen ik zo veel verwon
Van deze juffer, dat zij haar voldoening meldde,
En mij vervolgens vrij in mijne keuze stelde.
Dus danste ik geen meer, en wierd daarin verschoond,
Omdat ik reeds mijn kunst genoegzaam had betoond.
blijhart
Hoe, Vader! Liet gij u tot dansen dan bewegen?
En sprak u niemand in die vrolijkheid iets tegen?
Maar wanneer toch hebt gij gedanst? Ik zag het niet.
vroomaart
Ik danste, waarde Zoon, toen gij zo in 't verschiet,
Nu hier, dan daar, wat met de vrienden stond te spreken.
50[regelnummer]
Maar ben ik daardoor dan van mijne plicht geweken,
Dat gij mij dit zo vraagt?
blijhart
Geweken van uw plicht?
Cmdat gij iets dat vrolijkheid vereist, verricht?
Wel neen, mijn Vader, dit acht ik juist voor geen zonden;
Maar 'k vraag het omdat gij wel meermaal hebt bevonden,
Wat kwezelsGa naar voetnoot4) dat er onder zulke lieden zijn,
| |
[pagina 98]
| |
Waarmede gij verkeert, die veeltijds maar in schijn,
Voor 't oog der waereld, alle deugden sterk betrachten,
En met een nors gelaat hun evenmens verachten,
En zich vertonen, door een ingebeelde waan,
60[regelnummer]
Als ware heiligen bij elk bekend te staan,
Doch mooglijk inderdaad zo vol zijn van gebreken,
Dat zij meer voor zichzelf, dan voor ons mochten preken.
Doch als die leden dezer grote Kerkenraad
Iets horen, weet gij wel hoe dat het veeltijds gaat.
Zij zijn zeer vaardig in hun evenmens te doemen,
En hem maar met den naam van god'loos mens te noemen.
Dus vrees ik, Vader, als zij deze vrolijkheid
Te horen komen, voor hun femelarij en nijd.
Wie weet hoe dat zij u uw les op zullen lezen.
vroomaart
70[regelnummer]
Maar waarom zoude ik voor die dweperij iets vrezen,
Mijn Zoon? Dewijl ik niets dat god'loos was bedreef,
En daarom niet heel veel om al die Fijntjes geef.
Zij kunnen daaromtrent mij niets ter waereld zeggen,
Of 'k zal door reedlijkheid hen zeer wel wederleggen.
Maar reeds genoeg hiervan, mijn tijd is wat bepaald;
Ik zal eens zien, of het gevaar dat gij verhaalt,
Zo uit zal vallen, als mijn Blijhart schijnt te vrezen.
Ik ga na mijn ComptoirGa naar voetnoot1), daar moet ik nodig wezen.
blijhart
Zeer wel, mijn Vader, ik voor mij ik ga eens uit,
80[regelnummer]
En in passantGa naar voetnoot2) loop ik eens even bij de bruid,
Om eens te zien hoe haar de nachtrust is bekomen,
En verder of er ook wat nieuws mocht zijn vernomen.
Ik groet u, Vader! Ik koom spoedig wederom.
vroomaart
Dag Zoon! Groet ook voor mij de Bruid en Bruidegom.
|
|