Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStem: Ay schoone Nymph aanziet.CHristus komt by zijn Discip'len elve,
Aan tafelen vergaart,
| |
[pagina 41]
| |
Hy berispt haar door zijn woorden zelve,
Over haar quaden aart;
Dat zy ongeloovig bleven in desen,
Niet willig wilden nemen aan,
Dat haaren Heer was opgestaan,
En weer verresen.
Hy belast haar alle om te gaan preeken
Het Evangely klaar,
En zy tot alle menschen zouden spreeken
Dat het waaragtig waar,
Wie niet gedoopt was, en wilde gelooven,
Al niet en zouden zalig zijn,
Maar eeuwig in de Helsche pijn
Worden verschoven.
Hy sprak, veel teek'nen zullen zy uytwerken
Die regt geloovig zijn,
Waer door men klaerlijk wel zal kunnen merken
Dat het zijn van de mijn;
Duyvelen zullen voor haarlieden vreesen;
Spreeken met nieuwe tongen klaar;
Slangen zullen niet schaden haar; Zieken genesen.
Dus spreekende zoo is hy weg genomen
Voor haar, van deser aart;
Zy zagen daar twee mannen by hem komen,
Als hy ten hemel-waart,
In haar aanschouwen, nu was op-gevaren:
Gekleet in schoone kleed'ren wit,
Die spraaken, mannen wat is dit
Dat gy wilt staren?
En opwaarts zien al na den hoogen hemel,
Daar uwen Heer nu is?
Een wollik quam, met een zeer sterk gewemel,
Als eene duysternis,
| |
[pagina 42]
| |
Van boven neder van den Hemel zweven,
Voor haar oogen alle gelijk,
Als God in zijne Hemelrijk,
Nu waarverheven.
Hy zit nu ter regter-hant van zijn Vader,
Verheven in den Throon,
Van waar hy wederom zal komen nader,
En geven yder loon:
Zijn vonnis zal hy dan over ons geven,
Dat yder zal zijn regt ontfaan,
Van alles wat hy heeft gedaan,
Hier in dit leven.
|
|