Passi, Paesch, en Pinxter gezangen(1720)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijNevens de vyfthien mysterien van het Roosen-kransje mitsgaders stichtelijke wereltsche liedekens Vorige Volgende [BEdroefde herten wilt vreugde rapen] BEdroefde herten wilt vreugde rapen, Aensiet hoe schoon is des Hemels schijn, Siet, van niet heeft hy ’t al geschapen, Denkt dan hoe schoon moet den Schepper zijn. Aensiet de Kruyden seer groene uytspruyten, Die daer genesen siekten en pijn, Aensiet haer schoonheyt, en haer virtuyten, Denkt dan hoe schoon moet den Schepper zijn. Aensiet de Lelien wijt ontlooken: Thymis, Lavender, Rosemarijn: Aensiet de Rooskens vol soete rooken, Denkt dan hoe schoon moet den Schapper zijn. Siet al de bloemkens met goet verstande, Der siekten zijn zy een Medicijn, Siet haer Coleuren menigerhande, Denkt dan hoe schoon moet den Schepper zijn. Aensiet de Boomen met al haer vruchten, En de Wijngaerden met haeren Wijn: Aensiet de Vogelkens in der Lughten, Denkt dan hoe schoon moet den Schepper zijn. Siet de Gesteenten van grooter waerden, Die klaerder blincken dan Christalijn, Siet alle schoonheyt op deser aerden, [pagina 56] [p. 56] Denkt dan hoe schoon moet den Schepper zijn. Siet gy de menschen schoon van lighame, Fraey van fatsoen en leden fijn, Suyver van aensigt en bequame, Denkt dan hoe schoon moet den Schepper zijn. Aensiet de Sonne en Maene schoone, Aensiet de sterren van klaeren schijn, Siet hoe zy blincken aen ’s Hemels Throone, Denkt dan hoe schoon moet den Schepper zijn. Hoort gy hier konstig op d’ Orgel speelen, Op Instrumenten, Muzijk devijn, Hoort gy ook singen met soeter keelen, Denkt hoe soet sal ’t in den Hemel zijn. Alle vreugt die men hier mag bedrijven, En mag daer dueren een kort termijn, Maer zy zal in der eeuwigheyt blijven, Voor die by Godt in den Hemel zijn. Laet ons de Werelt geheel versaeken, Met alle haer boosheyt naer Gods doktrijn, Soo zullen wy den Hemel smaeken, Hoe soet, hoe schoon dat het daer sal zijn. Lof zy den Schapper der Creaturen, Die alle dingen geschapen heeft: Glory zy hem en t’ aller uren, Die ’t onderhout en voedsel geeft. Vorige Volgende