Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1720)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijNevens de vyfthien mysterien van het Roosen-kransje mitsgaders stichtelijke wereltsche liedekens
Stemme: Edel Karsou.
O Jesus soet!
Leyd my in uwen Tempel,
Door uwen heyl’gen Geest,
U te gemoet,
Na Simeons exempel,
dat mijn ziel onbevreest,
Die dus lang is geweest
Benaeut, en vol van lijden,
Mag ook van hier in vreede gaen,
Een eeuwig haer verblijden.
Die dus, &c.
Geeft my te sien
Met mijnder zielen oogen,
| |
[pagina 46]
| |
Uw’ zaligheyt bereyd
Voor alle Lien,
Die u te vinden poogen;
Want mijne ziel verbeyd
Alleen u Majesteyt,
Met een ligt in haer handen:
Maer gy die zijt het eeuwig ligt,
Doet mijn ligt meerder branden.
Alleen, &c.
Maria fijn,
Reyn onbevlekte Maget;
Een dageraet ydoon,
Die geeft een schijn,
Des morgens als ’t vroeg daget,
Doet gy der Zonnen throon,
Brengt gy alom,
Heel vroeg komt gy oprijsen,
Dies zingen wy, weest wellekom,
En gaen u eer bewijsen.
Brengt, &c.
Godts Moeder reyn
U mijnder wilt ontfarmen,
Toont my u klaer aenschijn,
U kindjen kleyn
Geeft my in mijne armen,
Drukt het in ’t herte mijn;
Ik bid u door de pijn
Die u hert heeft doorsneden,
Dat ik mag wijs ende zuyver zijn,
En ligten door goe zeden.
Ik, &c.
|
|