Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op de heylige dagen van het geheele jaer
(1724)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStem: Aensiet hoe Jesus screyt.
SInt Simon Canane,
En Sint Judas Thadee,
Twee Broeders van een Oudren:
Gods Kerke hebt gy seer;
Door 't preeken van Gods leer:
Gesteunt met uwe schoudren.
Dees twee zijn in haer jeugt,
Den Heer gevolgt met vreugt!
Als hy haer riep te vooren,
Uyt zijn Discipelen,
Tot zijn Apostelen?
Soo heeft hy haer verkooren.
Sy gaen om Godes woort,
Elk een een ander oort,
Te preeken en te leeren:
Simon in Egypten,
Mezopotanien,
Judas leert ook bekeeren.
Daer na zijn zy dan weer,
Beyde na Godts, begeer,
In Perzien gekomen;
Daer hebben zy nog meer,
Tot geloof in den Heer!
Getrocken, als de vroomen.
In Babylonien,
Hebben zy d' Afgoden:
Ter aerden neer gesmeten;
De Priesters van die stadt,
Sy hebben haer gevadt,
Die heeft dit seer gespeten.
Dees Priesters seer ontstelt:
Hebben doen, met gewelt:
Dees Heyl'gen aengegrepen:
En, soo met alle kragt,
Door wreetheyt omgebracht,
Gebonden en doen slepen.
Dees twee Gebroeders vroet:
Hebben alsoo
| |
[pagina 46]
| |
haer bloet!
Voor Godt den Heer vergooten;
Door zijne liefde groot,
Te sterven hier de doot:
Heeft het haer niet verdrooten.
Ik bid u Broeders t' saem:
Helpt my, dat ik bequaem!
God diene en beminne:
Op dat ik immers mag,
In mijnen jongsten dag,
Komen ten Hemel binnen.
|
|