Cortbegryp deses iornals.
ANghesien dese boucken jaerlicx vernieut vvorden, om te sien haer overeencomming mette sloten der Penningmeesters rekeninghen ten bureele ghedaen, en dat ten einde des tegenvvoordighen Iaers 1606 veel onbetaelde schulden sullen sijn, van vveghen veel partien opt laetste vant Jaerverschijnende, diemen met veel schrijvens al soude moeten overdragen int Jornael en Schultbouck des volghenden Jaers 1607: Soo vvort hier oirboor verstaen, sulcke boucsluyting niet eer te doen dan ten einde vant selve volghende Jaer 1607, ende alleenelick staet te maken vant teghenvvoordich Iaer 1606 sonder boucsluyting, vvant datter dan overschiet sal schijnbaerlick vveynichsijn, en niet veel schrijvens hebben om inde voornomde boucken des volgenden Iaers 1607 over te dragen: Sulcx datmen geduerlick in tvvee Jornalen en tvvee Schultboucken schrijven sal, na luyt der verclaring ghedaen onder den tijtel hier vooren. Die verstaen sijnde, soo sal nu vande verdeeling deses Jornaels gheseyt vvorden, tvvelck drie deelen hebben sal.
Het eerste deel inhoudende alle Debiteurs, die tvveederhande sijn, Eer stelick die als restanten bevonden vvorden by slote des boucx vanden Jare 1604. En ordinaris Debiteurs deses loopenden Iaers 1606.
Het tvveede deel inhoudende alle Crediteurs, die oock tvveederhande sijn, Eerstelick die als restanten bevonden vvorden by slote des boucx vanden Iare 1604. En ordinaris Crediteurs deses loopenden Iaers 1606.
Het derde deel inhoudende al de partien der handelingen des voorschreven Iaers 1606, met sulcken oirden ghelijcse daghelicx ontmoeten, vvesende ontfanck vande Debiteurs des eersten deels, en betaling ande Crediteurs des tvveeden deels, metten extraordinaris ontfanck en uytgave daer noch by vallende.
En sijn dese rekeninghen ghemaeckt in ponden schellinghen en penninghen Artois, daer af de veertich grooten vlaems maken een pont, en tvvaelf penninghen een schellinck.