Ghebrvyck des voorgaenden clootschen driehovckwysers.
Laet te vinden sijn een of meer onbekende palen deses driehoucx A B C, diens houck B 90 tr. C van 50 tr. A C van 60 tr. Welcke wesende een rechthouck, met een sijde A C cleender dan een vierendeelronts, ende C een scherphouck of cleender houck, soo stel ick anden rechthouck haer beteyckenende letter R, op A C de letter K, ende an d'ander houck K gelijckmen siet. Nu want dit een rechthouckich driehouck is, so souck ick derghelijcke int 1 lidt des Driehouckwijsers
die aldaer bevindende de achtste in d'oirden, alwaer ick sie dat derghelijcke sal ghevonden worden int 246 blat int 1 voorbeelt des 34 voorstels, daerom die wercking na ghevolght men comt tottet begheerde. Ende also met allen anderen. Merckt noch dat wy in al de voorbeelden der rechthouckighe driehoucken als die des 1 lidts den rechthouck overal met B gheteyckent hebben, A C bediet deurgaens de schoensche, A B, B C sijn altijt rechthoucksijden: Nu soo ymant te vooren quaem te moeten vinden de onbekende palen eens driehoucx met ander letters gheteyckent, of mette selve anders ghestelt, hy soude meughen in die plaets (om t'ghedacht niet te becommeren mette verscheyden letteren van een selve beteyckening) B anden rechthouck stellen, A boven, C anden derden houck. Ende soo de rechthouck des ghegheven driehoucx ter slinckerhant stonde, men soudese meughen keeren tot datse ter rechterhandt quaem, dies niet een ander driehouck teyckenen van sulcke ghestalt ghelijckse inde voorbeelden staet.
T'ghene wy hier gheseyt hebben vanden rechthouckighen driehouck, sal hem oock also verstaen op d'ander driehoucken sonder bekenden rechthouck, als die des 2 ende 3 lidts, welckemen altijt sal meughen met letters teyckenen ende verstellen, ghelijck de navolghelicke voorbeelden int bouck staen, ende volghen dan de wercking niet alleen van woort tot woort, maer oock van letter tot letter.
Angaende dat van het 40, 41, ende 42 voorstel niet al de verscheyden soorten dieder vallen connen, elck int besonder beschreven en sijn, ghelijck van d'ander voorstellen, dat is als onnoodich sijnde ghelaten: Om van t' welck by voorbeelt te spreken, ymant mocht aldus segghen: My te vooren commende een driehouck vande ghedaente des 40 voorstels, waer in drie voorbeelden sijnde, wat weet ick welck van drien dat ick ten eersten navolgen sal, om de onbekende palen te vinden? Ick segh daer op dat welck voorbeelt van drien datmen neemt, men comt totte begheerde. Als by gelijckenis ick volghe het 1 voorbeelr, waer