Wisconstighe gedachtenissen. Deel 1: van 't weereltschrift
(1608)–Simon Stevin– Auteursrechtvrij
[pagina 165]
| |
Platte driehovckwyser.VVelcke is manier van een tafel, anvvijsende hoemē int voorgaende driehouckē sal vindē, om de vvercking der selve na te volghen in een voorgestelde driehouck, vvaer af men een onbekende pael of palē begeert beken tte maken.
Anghesien de voorgaende reghelen der werckinghen, door welcke men der platte driehoucken onbekende palen souckt seer verscheyden sijn, en̄ moeyelick souden vallen om altemael by ghedacht t'onthouden, soo sullen wy hier seker manier beschrijven om die swaricheyt te voorcommen, sulcx datmen tot alle ontmoetende voorbeelt terstont een dierghelijcke int voorgaende vinden sal, waer af men de wercking mach volghen van punt tot punt, sonder t'ghedacht met eenighe dier verscheyden heden te becommeren. Tot desen eynde stellen wy de volghende beschrijving der platte driehouckē tafelsche wijse, wiens ghebruyck wy daer na deur voorbeelt verclaren sullen. | |
Platte driehovckwyser.Inde 147 sijde het 3 voorstel. Inde 150 sijde het 1 voorbeelt des 4 voorstels. Inde 150 sijde het 2 voorbeelt des 4 voorstels. Inde 151 sijde het 3 voorbeelt des 4 voorstels. Inde 152 sijde het 5 voorstel. Leest eerst inde 147 sijde het merckt, verclarende wat lidt datmen volghen moet. Inde 156 sijde het 1 voorbeelt des 6 voorstels. Inde 157 sijde het 2 voorbeelt des 6 voorstels. Inde 158 sijde het 3 voorbeelt des 6 voorstels. Inde 159 sijde het 4 voorbeelt des 6 voorstels. Inde 160 sijde het 5 voorbeelt des 6 voorstels. Inde 161 sijde het 6 voorbeelt des 6 voorstels. Inde 163 sijde het 7 voorstel. Inde 163 sijde het 8 voorstel. | |
[pagina 166]
| |
Ghebrvyck des voorgaenden platten driehovckwysers.Laet te vinden sijn een of meer onbekende palen deses drichoucx A B C. Om daer toe te comen, ick sie datter bekent sijntwee houcken B, C, mette sijde A C teghenover een bekenden houck: Daerom souck ick derghelijcke driehouck inden driehoucxwijser, die aldaer bevindende de tweede in d'oirden, alwaer ick sie dat dergelijcke sal bevonden wordē inde 150 sijde int 1 voorbeelt des 4 voorstels: Daerom de wercking naghevolght, men comt tottet begheerde: Ende alsoo met allen anderen.
Merckt noch dat soo in dese voorghestelde driehouck niet bekent en waer gheweest de sijde A C, maer A B, t'welck dan evenwel oock een driehouck vande selveGa naar margenoot* afcomst soude wesen: In sulcken ghevalle machmen in plaets des voorghestelden driehoucx, een ander teyckenen ghelijckse int bouck staet, ende daer an sulcke letters vervoughen ghelijck de navolghelicke driehouck heeft, om alsoo t'ghedacht niet te becommeren met verscheyden letters van een selve beteyckening. |
|