| |
Roermond
Stad, ontstaan op een uitloper van een zandplateau nabij de monding van de Roer in de Maas. Getuige de vondst in 1963 van een Romeinse altaarsteen was hier in de 3de eeuw al bewoning. De latere bewoning concentreerde zich op de zogeheten Christoffelberg (ook Buitenop genoemd), een hoogte westelijk van de huidige kathedraal. Tussen twee - deels gegraven - Roerarmen ontstond hier een eerste versterking. Zuidoostelijk hiervan ontwikkelde zich een handelsnederzetting,
| |
| |
Roermond, Binnenstad vanuit het zuiden
tussen de huidige Roerkade en de Luifelstraat-Marktstraat. De eerste vermelding van ‘Ruremunde’ dateert uit 1130. Eind 12de eeuw was er vermoedelijk al een aarden versterking, maar die verhinderde geenszins de verwoesting van de nederzetting in 1213. Herbouw en uitbreiding volgden op planmatige wijze in het gebied tussen de tegenwoordige Swalmer-, Bethlehem-, Dionisius-, Lelie- en Paredisstraat. Aan de zuidrand hiervan werd in 1218 de Munsterabdij gesticht. In 1232 verleende graaf Otto II stadsrechten aan Roermond. Bij de rond 1232 gebouwde eerste ommuring werd de Christoffelberg buitengesloten. In 1342 verlegde men de bedding van de Maas, waardoor deze dichter langs de stad ging stromen. Tussen Maas en Roer vormde zich de langgerekte Voorstad St. Jacob. Aan de zuidzijde hiervan was begin 13de eeuw al een oude Roerarm verlegd. Hier ontstonden twee dubbele watermolens. De gezamenlijke monding van beide Roerarmen in de Maas werd langs de zuidrand van de Christoffelberg gelegd.
Midden 14de eeuw kreeg de stad een ruimere tweede ommuring met poorten, muurtorens en een dubbele droge gracht. Deze volgde het tracé van de huidige Wilhelmina-, Godsweerder-, Willem II- en Minderbroederssingel. Hierbinnen vielen de Munsterabdij, alsmede de kloosters van de minderbroeders (1317), de kartuizers (1376) en het begijnhof (1388, gesloopt 1927). Aan de zuidoostkant ontstonden de Hamstraat en de Nieuwstraat (nu Mariagardestraat). De Christoffelberg, die bij een beleg in 1388 een moeilijk te verdedigen uitsteeksel bleek, werd afgegraven. De daar gelegen St.-Christoffelkerk kreeg begin 15de eeuw een nieuwe plek binnen de muren, ingeklemd tussen de Grote Kerkstraat en de stadsmuur.
Roermond groeide in de 14de en 15de eeuw uit tot een bloeiende handelsstad, die in 1441 tot het Hanzeverbond toetrad en die de kwartierhoofdplaats van Opper-Gelre werd. In 1543 ging Roermond tot het Bourgondische rijk behoren. Een grote brand teisterde de stad in 1554. Mogelijk ter stimulering van de wederopbouw werd Roermond in 1559 zetel van het gelijknamige bisdom. Men verhief eerst de 13de-eeuwse Heilige Geestkerk (gesloopt 1821) tot bisschopskerk en vervolgens in 1661 de St.-Christoffelkerk.
In 1572 was Roermond kortstondig in Staatse handen. Kort daarop werden op initiatief van koning Philips II enkele bestuurlijke instellingen van Arnhem
| |
| |
naar Roermond verplaatst. In 1632 nam Frederik Hendrik de stad in. Er werden enkele bastions aangelegd. De Staatse bezetting duurde slechts tot 1637. De grootste economische bloei was toen voorbij. In 1665 werd de stad getroffen door een tweede grote stadsbrand waarna een relatief snelle herbouw en
Roermond, Binnenstad
1 | R.K.O.L.-Vrouwe-Munsterkerk (zie p. 299) |
2 | R.K. St.-Christoffelkathedraal (p. 300) |
3 | (Herv.) Minderbroederskerk (p. 302) |
4 | Caroluskapel (p. 302) |
5 | Begaardenklooster (p. 303) |
6 | Jezuïetenklooster (p. 303) |
7 | Ursulinenklooster (p. 303) |
8 | Synagoge (p. 303) |
9 | Ned. Geref. kerk (p. 303) |
10 | Karmelietessenklooster (p. 303) |
11 | Klooster Zusters van de O.L. Vrouwe der Retraite (p. 304) |
12 | Ursulakapel (p. 304) |
13 | R.K.H.-Geestkerk (p. 304) |
14 | Rattentoren (p. 304) |
15 | Cattentoren (p. 304) |
16 | Stadhuis (p. 304) |
17 | Postkantoor (p. 305) |
18 | kantoor voor belastingen en registratie (p. 305) |
19 | Ernst Casimirkazerne (p. 305) |
20 | Bisschoppelijk seminarie (p. 305) |
21 | Klein College (p. 305) |
22 | Teekenschool (p. 305) |
23 | Ambachtsschool (p. 306) |
24 | Openbare lagere school (p. 306) |
25 | R.K. lagere Paredisschool (p. 306) |
26 | Bisschoppelijk paleis (p. 306) |
27 | Bisschoppelijk archief (p. 306) |
28 | Prinsenhof (p. 306) |
29 | hotel De Gouden Leeuw (p. 310) |
30 | hotel Godsweerdersingel 1 (p. 310) |
31 | kantoorgebouw Pollartstraat 19 (p. 310) |
32 | atelier voor gewijde beeldhouwkunde (p. 310) |
33 | Electro Chemische Industrie (p. 310) |
34 | Fabriek voor Chemicaliën en Verfstoffen (p. 310) |
35 | meelfabriek (p. 310) |
36 | mouterij Limburgia (p. 311) |
37 | Maria Theresiabrug (p. 311) |
38 | Station (p. 311) |
39 | Kapel in 't Zand (p. 311) |
40 | Alg. begraafplaats (p. 311) |
een geleidelijke opbloei volgde. In 1702 werd Roermond door Franse troepen bezet, maar viel vervolgens nog tot 1716 onder Staats bestuur. Vanaf 1716 was Roermond de hoofdplaats van het Oostenrijks Overkwartier. Na de dood van aartshertogin Maria Theresia in 1780 stagneerde de economische bloei. Na 1783 werden de kloosters gesloten en begon de sloop van de stadsmuren. In 1794 namen de Fransen Roermond in en werd de stad onderdeel van het departement Nedermaas. Vervolgens was Roermond van 1815 tot 1830 Nederlands, had het van 1830 tot 1839 een Belgisch bestuur en was het als onderdeel van het hertogdom Limburg tot 1867 lid van de Duitse Bond.
Het in 1801 opgeheven bisdom werd in 1853 opnieuw ingesteld. Dit maakte Roermond tot een kerkelijk centrum, waar zich diverse ateliers voor religieuze kunst vestigden, zoals die van Cuypers-Stoltzenberg (1852), Jos. Thissen, J.A. Oor, J. Lennaerts en de glasschilder F. Nicolas. Met de komst van de spoorlijn Venlo-Maastricht (1865), de brug over de Maas (1867) en de ‘IJzeren Rijn’ (1879) ontstond er een nieuwe bloei. Langs de Roer kwam enige industrialisatie tot ontwikkeling. Pas eind 19de eeuw trad de stad buiten haar omwalling en begon de bebouwing langs de singels. De Hamstraat veranderde in een belangrijke winkelstraat.
Ten oosten van het station verrees vanaf 1914 de woonwijk 't Veld en aan de zuidzijde vormde zich in de jaren dertig de
| |
| |
villawijk Roerzicht. In de Tweede Wereldoorlog liep Roermond beperkte schade op. Voor de naoorlogse groei was de in 1954 gereed gekomen spoortunnel tussen stad en 't Veld van groot belang. Aan de oostzijde verrezen de wijken De Kemp (vanaf 1958) en Vrijveld (1958-'59). Verdere uitbreidingsplannen konden gerealiseerd worden na de annexatie van de gemeente Maasniel (1959). In 1960 kwam de huidige Maasbrug tot stand. Op grond van een structuurplan uit 1969 volgden in snel tempo de woonwijken Donderberg, Hoogvonderen en Tegelarijveld.
De binnenstad van Roermond is beschermd gezicht. Wel ontstond hier en daar grootschalige nieuwbouw ter plaatse van gesloopte 19de-eeuwse bebouwing, zoals het theaterhotel aan het Kloosterwandplein (1972 en 1996), het gerechtsgebouw aan de Willem II Singel (circa 1995) en het CWI op het Buitenop (2001).
De R.K.O.L.-Vrouwe-Munsterkerk (Munsterplein 1) [1] is een geheel in natuursteen opgetrokken romaanse kruisbasiliek met een klaverbladvormige oostpartij en een hoog opgaande westbouw met portaal. Op de hoeken van de westbouw en in de hoeken tussen koor en dwarspanden bevinden zich in totaal vier slanke torens met spitsen op frontalen. Boven de oostelijke kruising bevindt zich een octagonale vieringtoren. De kerk is het enige restant van de cisterciënzer-vrouwenabdij, die graaf Gerard III van Gelre in 1218 stichtte voor zijn moeder Richarda van Beieren, de eerste abdis. Waarschijnlijk was de kerk toen al in aanbouw, want al in 1220 en 1224 vonden er kerkwijdingen plaats.
Het oudste gedeelte is de uit het eerste kwart van de 13de eeuw stammende klaverbladvormige oostpartij, die stilistisch verwant is aan kerken te Keulen, Neuss en Spiers. De halfronde hoofdapsis is voorzien van drie eveneens halfronde straalkapellen, terwijl de apsiden van het dwarsschip veelhoekig zijn. Daarboven bevinden zich rondboogvensters in - door zuilen gescheiden - nissen. De bovenste zone is - evenals bij de vieringtoren - uitgevoerd als dwerggalerij met gekoppelde rondboogvensters. Het basilicale schip, waarvan de zijbeuken half zo
Roermond, R.K.O.L.-Vrouwe-Munsterkerk, plattegrond
breed zijn als de hoofdbeuk, verrees hoogstwaarschijnlijk tussen 1220 en 1244. De tussen 1244 en circa 1260 ontstane westbouw bestaat uit een centraal vak dat op het middenschip aansluit, met aan noord- en de zuidzijde een drielaags uitbouw met timpaan. Deze uitbouwen worden geleed door gekoppelde spitsboogvensters, die het een romanogotisch karakter verlenen. Aan de westzijde bevindt zich in vergelijkbare vormen een even hoog romaans portaal geflankeerd door twee torens. De kerk heeft te lijden gehad van de stadsbranden van 1554 en van 1665. De half-kegelvormige gordingenkap op de koorsluiting dateert uit de tweede helft van de 16de eeuw. Rond 1716 kreeg de westbouw een barokke klokkentoren en de vieringstoren werd toen eveneens voorzien van een nieuwe bekroning. Nadat in 1794 het klooster was opgeheven, werd de voormalige abdijkerk in 1803 een rectoraatskerk. De jonge P.J.H. Cuypers restaureerde het koorinterieur in 1850, waarbij hij het barokke hoofdaltaar verving. Van 1864 tot 1891 werd de kerk door Cuypers ingrijpend gerestaureerd en gewijzigd. Zo verving hij in 1875-'79 de barokke klokkentoren op de westbouw door twee rijzige vierkante hoektorens in laat-romaanse vormen, terwijl twee achtkantige (13de-eeuwse) torens boven het koor werden vervangen door torens lijkend op die aan de westzijde. De koepel boven de kruising kreeg een nieuwe bedekking en werd voorzien van frontalen. De zware steunberen werden bij de westingang verwijderd en een sacristie werd aangebouwd. Met de restauratie door Cuypers ontstond een kerk die een opvallend - vaak aangehaald - voorbeeld is van een reconstruerende restauratie (‘edele emulatie’), zonder af te doen aan de essentie van deze belangrijke romaanse kerk. In 1945 werden de torens van de kerk licht beschadigd. Het exterieur is in 1978-'81 gerestaureerd en de schade van een aardbeving
in 1992 is in 1993-'94 hersteld.
Het interieur wordt gedekt met kruisribgewelven. Die van het middenschip zijn hoger van aanzet dan de gewelven van de oostpartij, terwijl die van de westbouw nog weer hoger zijn aangebracht. De koepel heeft een achtdelig ribgewelf, gedragen door een tamboer met rondboogfries. Pendentiefs zorgen voor de overgang van een acht- naar een vierkant. De drie straalkapellen in het koor zijn onderling verbonden, waardoor een kooromgang wordt gesuggereerd. Opvallend is dat het koor nooit een crypte heeft gehad. De zijbeuken zijn voorzien van galerijen met naar het schip een geleding in de vorm van gekoppelde rondbogen op telkens twee slanke zuiltjes. Boven de galerijen - tussen de gewelfaanzetten - wordt dit motief in gewijzigde vorm herhaald. Het centrale vak van de westbouw heeft oorspronkelijk evenals de omringende vakken een gedrukt gewelf gehad, dat een lage benedenruimte afscheidde van de zeer rijzige bovenruimte die als conventskoor dienst heeft gedaan (in Thorn nog aanwezig). In 1876 heeft men de vloer enigszins verlaagd.
| |
| |
Roermond, R.K.O.L.-Vrouwe-Munsterkerk
In het koor zijn bij de restauratie van Cuypers in 1850 over de oude pleisterlagen heen decoraties aangebracht. Voor de rest van de kerk is dat bij de latere restauratie niet gebeurd. Bij de interieurrestauratie van 1959-'66, onder leiding van H. Huisintvelt en F. Deltrap, is de 19e-eeuwse polychromie verwijderd, waarbij in het koor resten van de oorspronkelijke beschildering zijn gevonden. Van belang zijn de in rode lijnen geschilderde figurale voorstellingen op de bogen vóór de middelste straalkapel (onder andere een Majestas Domini en evangelistensymbolen) en de zuidelijke straalkapel (Isaïas), alsmede een fries met fabeldieren onder de koepelgalerij. Midden onder de octagonale vieringtoren bevindt zich het 13de-eeuwse praalgraf van de stichter van de abdij Gerard III van Gelre († 1229) en zijn vrouw Margaretha van Brabant († 1231). De figuren zijn rond 1240 gemaakt in Baumberger- en Namense steen. De tombe is in 1873 veelkleurig beschilderd. De kerk bevat een 13de-eeuws mergelstenen beeld van Christus Triumphans (later ontdaan van polychromie). Uit het atelier van Elsloo afkomstig zijn de beelden van O.L. Vrouwe van Vogelsangh (circa 1500-'10) en St. Bernardus (circa 1510-'20) en een uit afzonderlijke beelden bestaande Grafleggingsgroep (begin 16de eeuw). In Antwerpen gemaakt is een altaarretabel met gesneden middenstuk en beschilderde luiken (circa 1530). Opmerkelijk is het Marianum, dat aan de ene zijde een 16de-eeuws Mariabeeld en aan de andere zijde een Mariabeeld uit 1901 toont. Tot de inventaris behoren verder onder meer een doopvont (18de eeuw) en een kroonluchter boven een praalgraf (1899). De gebrandschilderde ramen zijn gemaakt door G. Waterschoot van der Gracht (1953) en D. Wildschut (1987).
Voor de kerk staat een twaalfzijdige muziektent, die in 1888 door P.J.H. Cuypers werd ontworpen in eclectische vormen met gietijzeren driepassen voorzien van hogels en romaans aandoende gietijzeren zuilen. De in 1794 buiten gebruik gestelde abdijgebouwen deden lange tijd als kazerne dienst. Ze werden in 1924 afgebroken om plaats te maken voor een in 1927-'28 gerealiseerd
Roermond, R.K.O.L. Vrouwe Munsterkerk, interieur (1974)
woningbouwcomplex (Abdijhof) in sober expressionistische vormen inclusief een poortwoning naar plannen van J.Th.J. Cuypers. Aan de zuidzijde van de kerk staat een bronzen standbeeld voor P.J.H. Cuypers, gemaakt in 1929 door A. Falise op een sokkel door J.Th.J. Cuypers.
De R.K. St.-Christoffelkathedraal (bij Grote Kerkstraat 29) [2] is een forse vijfbeukige kruisbasiliek met driezijdig gesloten dwarsbeuk, driebeukig hallenkoor en een toren van vier geledingen met gedeeltelijk opengewerkte spits. Ter vervanging van een buiten de ommuring gelegen romaanse kerk verrees tussen 1410 en circa 1450 een driebeukige gotische kruiskerk met een ingebouwde toren en kapellen in de hoeken tussen het langgerekte koor en het driezijdig gesloten dwarsschip. In 1458 startte de bouw van het driezijdig gesloten Sacramentskoor (noordzijde), in 1489 gevolgd door het recht gesloten O.L.-Vrouwekoor (zuidzijde). Door het wegbreken van de oude buitenmuren
| |
| |
Roermond, R.K. St.-Christoffelkathedraal, plattegrond
ontstond een hallenkoor. Aan het zuidtransept voegde men rond 1480 de St.-Jacobskapel toe. Tevens kwam eind 15de eeuw een kapel tot stand op de kop van het noordtransept. De rijke laat-gotische ingangspartij van het zuidtransept is het enige geheel natuurstenen onderdeel van de kerk. Het zal de bedoeling zijn geweest de gehele kerk tot hallenkerk om te bouwen, maar dat werd waarschijnlijk te kostbaar. Tegen de zuidwestzijde van het schip was al rond 1470 een kapel ontstaan; de rest van de zuidbeuk werd rond 1500 verdubbeld. Ook aan de noordzijde ontstond rond 1460 een kapel.
De aanzienlijke schade van de stadsbrand van 1554 was in 1560 hersteld. Door de beeldenstorm (1566) en plundering door Staatse troepen (1572) raakte het gebouw in verval. In 1591 stortte het gewelf van het Sacramentskoor in. De toren kreeg in 1604 een vierde geleding, waarop in 1663 een barokke spits werd geplaatst. In 1661 werd de kerk verheven tot kathedraal van het bisdom Roermond. Als gevolg van een blikseminslag in 1892 gingen de kerkdaken en de torenspits verloren. Bij het herstel in 1893-'95, onder leiding van C. Weber, werd de 15de-eeuwse kapel aan de noordzijde omgebouwd tot een volledige zijbeuk. Het bovenste deel van de nieuwe neogotische torenspits woei bij een storm in 1921 omver en nam in zijn val het stergewelf van de kruising mee. In 1945 werd de toren grotendeels opgeblazen en liepen ook het schip en het noordkoor grote schade op. Het herstel volgde in 1948-'53 onder leiding van A.J.N. Boosten. De toren herbouwde men in 1956-'57. Deze kreeg een nieuwe barokke spits - geïnspireerd op de vorm van 1663 - met hoekspitsen en op de punt een verguld St.-Christoffelbeeld. In de toren hangt een door de firma Petit en de Gebr. Edelbrock gegoten Mariaklok (1892).
Het interieur wordt gedekt door stenen gewelven, die bij het herstel in 1948-'53 van hun neogotische schilderingen zijn ontdaan. Het hallenkoor heeft scheibogen op pijlers van Namense steen, waarvan de hoogte overeenkomt met de vroeger aanwezige lage zijkoren. Het
| |
| |
16de-eeuwse stergewelf over de kruising is na de instorting in 1921 vernieuwd. Het zuidkoor en het zuidwestelijke deel van de zijbeuk hebben nog wel laat-15de-eeuwse netgewelven. De gebrandschilderde ramen zijn van F. Nicolas (19de eeuw), J. Nicolas (1953) en M. Weiss (1953). Bijzonder is het monumentale Sacramentsaltaar in renaissance-stijl, in 1593-'95 vervaardigd door Peter van Aecken. Dit altaar, dat drie delen met opeengestapelde paviljoens omvat, is gerestaureerd in 1879, 1963-'64 en 1993-'94. De tegenwoordige polychromie is niet de oorspronkelijke. Een ander pronkstuk is de uit de Minderbroederskerk afkomstige rococo-preekstoel, in 1725-'32 vervaardigd door Petrus Vinck. Van zijn hand zijn ook de biechtstoelen (1730). De in de kerk aanwezige kanunnikenbanken met vroege renaissance-vormen dateren uit de tweede helft van de 16de eeuw. De portretbuste van de Roermondse bisschop Angelus, graaf d'Ongnies et d'Estrees, werd in 1705 vervaardigd door J.P. van Baurscheit. Tot de inventaris behoren verder het zogeheten ‘Daelheimer-kruis’, een houten gaffelkruis uit de 13de eeuw, enkele fraaie beelden - waaronder een 16de-eeuwse Annatrits en een St.-Christoffelbeeld -, enkele schilderijen (17de-18de eeuw), een neogotisch Maria-altaar van atelier Cuypers-Stoltzenberg (1890) en de door atelier Brom vervaardigde moderne bisschopszetel (1957) en altaartafel (1961). Van de graftekens zijn van belang de grafzerk voor Peregrinus Vogelius († 1649) en de epitaaf voor Joanna Baptista de Randenraedt († 1684), opgericht in 1884.
De voorm. (Herv.) Minderbroederskerk (Minderbroederssingel 15) [3], sinds 1973 in gebruik bij de Reformatorische Kerkgemeenschap, is een driebeukige hallenkerk met driezijdig gesloten koor, recht gesloten zijbeuken en een dakruiter. Aan de rand van de stad stichtte graaf Reinoud I van Gelre in 1307 een franciscanenklooster. De eerste kerk verrees vermoedelijk rond 1400 op korte afstand binnen de stadsmuur. Een aan de westzijde van de huidige kerk uitspringend zwaar stuk muurwerk van kolenzandsteen is mogelijk een restant van een 13de-eeuwse stadsmuurtoren, die geïncorporeerd werd bij de verlenging en vergroting van het schip rond 1500. Het huidige gotische koor en middenschip stammen uit die tijd. In de kap met gordingen in de onderste schaargebinten, zijn daksporen verwerkt uit de kap van de eerste kerk. Aan de noordoostzijde verrees een vrijstaande toren (gesloopt 1695). Begin 16de eeuw breidde men de kerk uit met de noorderen de zuiderzijbeuk. De in 1572 beschadigde kerk werd in 1576 hersteld. Na de sluiting van het klooster in 1796 nam het garnizoen de gebouwen in gebruik. Het kerkkoor werd in 1821 ingericht als Herv. kerk; het herstel was in 1831 voltooid. De naastgelegen kloostergebouwen brak men in 1863 af. Uit die tijd dateert ook de muur tegen de buitenzijde van de steunberen van de zuiderzijbeuk. In 1864 nam men weer de gehele kerk in gebruik. Bij de restauratie in 1906-'07, onder leiding van P.J.H. Cuypers, zijn de stenen kruisribgewelven gecompleteerd evenals de vensterharnassen. In de toen toegevoegde dakruiter hangt een door F.A. en C. Gaulard gegoten klokje (1829). De kerk is in 1947 en in 1986 opnieuw gerestaureerd; het herstel van de aardbevingschade uit 1992 volgde in 1994.
Inwendig wordt de ruime en luchtige kerk gedekt door kruisribgewelven; de scheibogen rusten op ongepleisterde natuurstenen pijlers. De huidige rankenschilderingen zijn in 1986 aangebracht op basis van aangetroffen resten van vroegere schilderingen. Tot de 19de-eeuwse inventaris behoren een neogotische preekstoel, twee neogotische herenbanken en neogotische koorhekken uit het atelier Cuypers-Stoltzenberg en kerkbanken afkomstig uit de Domkerk te Utrecht. Verder bevat de kerk twee wapenstenen (1664) en enkele grafzerken (15de-17de eeuw).
Naast de kerk staat de voorm. protestantse lagere school (Minderbroederssingel 15j), een in 1898 gebouwde drieklassige school met neorenaissance-details, die tot 1957 als zodanig in gebruik is geweest.
De voorm. Caroluskapel (Swalmerstraat 52) [4] is een eenbeukige kerk met langgerekt, driezijdige gesloten koor en een dakruiter. In 1376 stichtten de broers Werner en Robijn van Swalmen een klooster voor de kartuizers van de Orde van St. Bruno. In 1398 bouwde men een eerste kapel, waartegen in de 15de eeuw aan de noordzijde een sacristie verrees. Het klooster brandde in 1554 nagenoeg geheel af. Bij de herbouw voegde men aan de westkant van het schip een kapittelzaal toe met een stergewelf (gedateerd ‘1556’). Tevens werd de bestaande sacristie verlengd tot een sacristie en een broederkapel. In die met kruisribgewelven gedekte kapel bevindt zich een restant van een 16de-eeuwse, Jeroen Bosch-achtige, schildering van het Laatste Oordeel (gerestaureerd 1987). Rond 1600 kreeg de hoofdkapel een achtzijdige traptoren en een nieuwe gordingenkap, die de stadsbrand van 1665 overleefde. Wel waren de gewelven toen - of al in 1632 - ingestort. Bij de herstellingen kregen de vensters rondbogen. Prior Johannes Snickel startte een rigoureuze verbouwingscampagne. In 1748 verrees ten westen van de kapittelzaal een refter met een stucplafond in overgangsvormen tussen Lodewijk XIV- en Lodewijk XV-stijl (régence). Belangrijker is de ingrijpende verbouwing van de kapel in 1759, geheel uitgevoerd in Lodewijk XV-stijl, met een gestukadoord gewelf in rijke rococo-vormen in de Oostenrijks-Habsburgse traditie tijdens de regeringsperiode van aartshertogin Maria-Theresia. Ook de wanden hebben gedecoreerde nissen en omramingen in rococo-vormen. De midden-19de-eeuwse beelden in de nissen zijn grotendeels gemaakt door atelier Cuypers-Stoltzenburg. De lambrisering (1934) bevat rococo-reliekkasten met daarin de beenderen van theoloog Dionysius de Kartuizer († 1471) en twaalf bij de inname door Staatse troepen in 1572 vermoorde kloosterlingen. De orgeltribune en orgelkast zijn rond 1740 gemaakt door Jean Baptist Le Picard. Van het oorspronkelijke
instrument resteert slechts een klein deel (herstel 1953). In de orgelkast bevindt zich sinds 1993 ook een orgel uit 1762, gebouwd door W. Robustelly voor de St.-Nicolaaskerk te Eupen (B). Tot de inventaris behoren verder een biechtstoel (circa 1730), geschilderde kruiswegstaties van F. Nicolas (1853-'60) en een groot neogotisch vleugelaltaar van atelier J.A. Oor (1880). De gebrandschilderde ramen zijn vervaardigd door J. Nicolas (1938) en J. Hermans (1963).
| |
| |
Roermond, Caroluskapel, interieur (1986)
Van het klooster brak men begin 18de eeuw de rondom de kloostergang gelegen cellen van de kartuizers af. De mogelijk 17de-eeuwse of begin 18de-eeuwse kloostergang aan de zuidzijde van de kapel werd in 1743-'50 gemoderniseerd. Aan de noordzijde van de kapel verrezen in 1773 twee haakse vleugels. Na de opheffing van het klooster in 1783 dienden de gebouwen nog tot 1797 voor huisvesting van de norbertinessen van Houthem-St. Gerlach. Daarna raakte het klooster in verval. In 1841 kocht de latere bisschop J.A. Paredis het complex om hier het Groot-Seminarie - de priesteropleiding van het bisdom Roermond - te stichten. Aan de Swalmerstraat verrees toen een vleugel, die in 1923 werd vervangen door de huidige schoolvleugel in ‘Um 1800’-vormen naar ontwerp van J. Franssen. De kloostergang heeft men in 1963 gerestaureerd. De priesteropleiding werd in 1968 naar Rolduc verplaatst. Restauratie van de kapel volgde in 1986; herstel na de aardbeving van 1992 in 1995. Het voorm. seminariegedeelte is in 2000 naar plannen van Satijn Ingenieurs verbouwd tot appartementen.
Het voorm. begaardenklooster (Zwartbroekstraat 1) [5] wordt in 1322 voor het eerst genoemd. Na de opheffing in 1581 deed het van 1599 tot 1783 dienst als dominicanessenklooster; midden 19de eeuw kreeg het een woonbestemming. Bewaard zijn een restant van de laat-gotische kapel (circa 1500), met een gordingenkap op schaargebinten, de zuidvleugel (1521) en de westvleugel (circa 1625) met gordingenkap.
Het voorm. jezuïetenklooster (Lindanusstraat 7) [6] werd in 1483 gesticht door Joannes de Loviano. Na de stadsbrand van 1665 volgde herbouw. In de 18de eeuw kreeg het klooster de huidige vorm, met twee vleugels in L-vorm en een korte straatvleugel. Van 1864 tot 1983 deed het complex dienst als Rijks Hogere Burgerschool. Bij de ombouw tot Centrum voor de Kunsten in 1993-'95, onder leiding van R. Uytenhaak, ontstond de carré-vorm door de toevoeging van een toneelzaal.
Het voorm. ursulinenklooster (Steegstraat 3) [7] is een fors complex bestaande uit een drielaags hoofdvleugel met aanbouwen. Het klooster werd in 1646 gesticht en na de stadsbrand van 1665 in 1685 groter herbouwd. Na de opheffing van het klooster in 1798 heeft men de kruisvensters door Franse vensters vervangen. Rond 1860 kreeg het oostelijke deel een gepleisterde neoromaanse erker met kantelen. Uit dezelfde tijd stamt de westelijke aanbouw met frontonvormige afsluiting. Van 1923 tot 1967 was het complex deels in gebruik als R.K. Landbouwschool. Sinds 1980 is hier het LLTB-Landbouwhuis gevestigd. In de tuin staat een kleine classicistische kapel uit 1696 met geblokte toskaanse pilasters.
De voorm. synagoge (Hamstraat 20) [8] ligt achter een in 1896 naar ontwerp van J. Speetjens voor J. Goedhardt en L. Strauss gebouwd eclectisch winkelpand. In de gevel bevindt zich een aedicula met composiete zuilen, waarin een afbeelding van het oude testament met de Hebreeuwse tekst van de Tien Geboden. De achtergelegen sjoel is in 1953 gebouwd naar ontwerp van A. Osnowicz ter vervanging van een voorganger uit 1853. De synagoge is in 1990 opgeheven.
De voorm. Geref. kerk ‘Oos Kirk’ (Kapellerlaan 71) [9] is een zaalkerk met terzijde staande toren, gebouwd in 1921 met expressionistische en neoromaanse elementen. De kerk is na 1973 tot woonhuis verbouwd.
Overige kloosters. Het voorm. karmelietessenklooster (Venloseweg 78) [10] is een carré-vormig gebouw uit 1882, in neogotische vormen ontworpen door Joh. Kayser. Het gepleisterde
| |
| |
Roermond, R.K.H. Geestkerk
drielaags klooster van de Zusters van de O.L. Vrouwe der Retraite (Kapellerlaan 38) [11] werd in 1890 gebouwd en in 1911 en in 1939-'41 verbouwd. Het voorm. Gasthuisklooster (Heinsbergerweg 25-31) is een drielaags pand met trapgevel, gebouwd rond 1900 met zowel neoclassicistische als neogotische details.
Overige kerken. De eenbeukige neogotische Ursulakapel (Voogdijstraat 20) [12] kwam in 1905-'06 tot stand naar ontwerp van J.Th.J. Cuypers. De R.K. kerk H. Hart van Jezus of ‘Votiefkerk’ (Mgr. Driessenstraat 2) is een monumentale driebeukige kruisbasiliek met driezijdig gesloten koor, flankerende torentjes en een achtkantige vieringtoren met koepel en kleine lantaarn. Deze neogotische kerk verrees in 1923-'24 naar een op de Franse gotiek en de Roermondse Munsterkerk geïnspireerd ontwerp van C.J.H. Franssen. Inwendig heeft de kerk enkele door K. Baard vervaardigde muurschilderingen (1936-'39). Tot de inventaris behoren een monumentaal vleugelaltaar van J. Geelen (1926), een zandstenen Raphaëlaltaar (1927) en een preekstoel (1932) - beide door atelier Thissen -, een Jozefaltaar van de firma Laudy (1954), geschilderde kruiswegstaties van W. Geraedts (1929-'32) en een Verschueren-orgel (1937). De voorm. R.K. St.-Jacobuskerk (Voorstad St. Jacob 72), opgetrokken in 1939-'40 naar ontwerp van J. Franssen, is een eenbeukig gebouw met hoger, recht gesloten koor. Deze in traditionalistische vormen gebouwde ‘noodkerk’ is nooit door een definitieve kerk vervangen. De R.K.H. Geestkerk (Minderbroederssingel 2) [13] is een monumentale mergelstenen koepelkerk met hoog opgaande voorbouw en terzijde geplaatste toren. F.P.J. Peutz ontwierp deze in 1956-'57 gebouwde kerk in functionalistische vormen. De koepel is uitgevoerd in klinker-isoliet-beton. De R.K. St.-Jozefkerk (Karel Doormanplein 1) is een grote moderne kerk met stalen dakruiter, gebouwd in 1960 naar ontwerp van J. Huysmans.
Stadsmuur. Van de middeleeuwse stadsmuur is weinig, en van de latere omwalling geheel niets bewaard gebleven. Het belangrijkste restant van de stadsmuur is de Rattentoren (bij Grote Kerkstraat 29) [14]. Deze ronde hoektoren uit het laatste kwart van de 14de eeuw is in 1976 gerestaureerd. Ook
Roermond, Stadhuis
Roermond, Rattentoren
bleven aan de noordzijde van de stad op de achterterreinen van de huizen aan de Swalmerstraat enkele 14de-eeuwse stadsmuurresten bewaard. Een onderdeel hiervan is de vanaf de Wilhelminasingel zichtbare Cattentoren [15]. Tegen de binnenzijde van de stadsmuren werd in 1552-'55 een aarden wal opgeworpen. Vanaf eind 18de eeuw zijn de restanten van de stadsmuur als tuinmuur gaan dienen.
Het stadhuis (Markt 31) [16] is een fors en breed pand met achtzijdige daktoren. In 1399 wordt voor het eerst een raadhuis vermeld. In 1468 wordt een schrijfkamer genoemd, een gewandhuis (of wolhal) en het huis van Henrick van
| |
| |
Roermond, Belastingkantoor
Osen. Tezamen hadden deze gebouwen de breedte van de huidige stadhuisgevel. Onder het rechterdeel van deze gevel bevindt zich een vroeg-13de-eeuwse kelder met gedeeltelijk uit kolenzandsteen opgetrokken muren. Bij de stadsbrand van 1554 ging het stadhuis verloren. Het (herbouwde) pand brandde opnieuw uit in 1665. Het diende behalve als stadhuis ook als vergaderplaats voor de Staten van het Overkwartier van Gelre, waartoe men in 1695 een nieuwe ridderkamer en een gedeputeerdenkamer bouwde. De huidige, door twee rijen toskaanse pilasters gelede, voorgevel kwam in 1698-1701 tot stand. De in 1709 naar ontwerp van Pleun van Bolnes gebouwde daktoren heeft men in 1872 vernieuwd (het carillon dateert uit 1982). In 1876 zijn drie natuurstenen dakerkers naar ontwerp van C. Weber toegevoegd. Onder leiding van gemeentearchitect L.H. Luyten werd het raadhuis in 1906 gerestaureerd en inwendig verbouwd. Er kwam een hardstenen bordes met dorische zuilen die het balkon dragen. Bij de restauratie in 1953-'55, onder leiding van J. Turlings, zijn onder meer de pilasterschachten en het hoofdgestel in mergelsteen vernieuwd. De uitbreiding ter rechterzijde dateert uit 1962. Bij een vergroting in 1988-'90 is het uit circa 1870 stammende neoclassicistische pand Markt 30 bij het stadhuis getrokken, evenals de voorm. Vleeshal (Markt 33), een gebouw met een middeleeuwse kelder en een uit 1669 stammende achtergevel.
In het stadhuis bevinden zich een stucplafond uit 1723 en een 18de-eeuwse marmeren schoorsteenmantel. Het gebrandschilderde raam in het trappenhuis werd in 1907 gemaakt door F. Nicolas & Zn. naar ontwerp van P.J.H. Cuypers. Voorts zijn van belang een schilderij van Karel VI, negen geschilderde portretten van vorsten der Oostenrijkse Nederlanden en een neoclassicistisch beeld, de Constitutie (1800) voorstellend.
Het voorm. politiebureau (Hamstraat 18a) is een sober neogotisch pand uit 1903, voorzien van een middenrisaliet met trapgevel. In 1925 werd het verbouwd tot winkel.
Het postkantoor met directeurswoning (Kloosterwandstraat 6) [17] kwam in 1907 tot stand naar ontwerp van rijksbouwmeester D.E.C. Knuttel. Dit pand met rationalistische en jugendstil-details heeft op de hoek een hoger gedeelte met uurwerk. Het tegeltableau met het rijkswapen boven de ingang is van de firma Rozenburg.
Het voorm. kantoor voor belastingen en registratie (Begijnhofstraat 28) [18] is een fors gebouw met hoger opgetrokken middenrisaliet en lagere vleugels, gebouwd in 1908 met rationalistische elementen naar ontwerp van L.H. Luijten.
De voorm. Ernst Casimirkazerne (Wilhelminasingel 10) [19] werd in 1938 gebouwd als grensbataljonkazerne naar plannen van genie-kapitein A. Boost. De onderdoorgang van het poortgebouw leidt naar de voorm. binnenplaats met de legeringsgebouwen, waarvan er nog één resteert. De andere zijn gesloopt in het kader van de herontwikkeling
Roermond, Teekenschool
naar plannen van H. Wolters. De kazerne is genoemd naar de in 1632 voor de wallen van Roermond gesneuvelde Ernst Casimir, stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. Te zijner nagedachtenis staat voor het hoofdgebouw een gedenkteken (1939).
Het voorm. bisschoppelijk seminarie (Veldstraat 3) [20] is een L-vormige gebouw met doorrit. Van 1599 tot 1790 huisvestte het een priesteropleiding. Het huidige uiterlijk met hardstenen poortomlijsting dateert van een midden-18de-eeuwse verbouwing. Aan de achterzijde bevindt zich een mogelijk 17de-eeuwse gezwenkte gevel. In de 19de eeuw deed het gebouw dienst als kazerne en infirmerie.
Scholen. Het voorm. Klein College (Munsterstraat 14) [21] is een in 1890 naar plannen van J. Jorna in neorenaissance-stijl opgetrokken tweelaags pand met doorrit en hoekrisalieten, afgesloten door topgevels. Naar ontwerp van M. Engelman is het in 1990 verbouwd tot appartementen. De voorm. Teekenschool (Godsweerdersingel 77) [22] is een U-vormig tweelaags pand in neogotische stijl, gebouwd in 1905 onder supervisie van P.J.H. Cuypers maar naar plannen van J. van Lokhorst en N. van der Schuit. De school diende voor de opleiding in de ‘Nuttige en Beeldende kunsten’, mede ten behoeve van de Roermondse ateliers voor religieuze kunst. De symboliek in tegeltableaus en sculptuur geeft blijk van een ‘integralistische’ visie op deze samenhang tussen kunst, cultuur en maatschappij. Het timpaan
| |
| |
Roermond, Bisschoppelijk paleis
boven de ingang werd vervaardigd door J. Thissen. Door de uitbreiding met een ambachtsschool (Godsweerderstraat 2) [23] in 1908, naar ontwerp van L.H. Luijten, ontstond een carrévorm. Bij de restauratie van het complex in 1995-'96, onder leiding van F. van Dun, is een deel van de ambachtsschool gesloopt. De voorm. openbare lagere school (Minderbroedersstraat 36) [24] is een tweelaags pand uit 1910 met neorenaissance-details. Na het schoolbesluit van 1920 waarna veel R.K. lagere scholen verrezen kwamen er te weinig leerlingen en werd het omgebouwd tot brandweerkazerne, waarbij men aan de achterzijde een slangentoren toegevoegde. Voor het bijzonder onderwijs verrees in 1922 de R.K. lagere St.-Alfonsusschool (Herkenbosscherweg 22), een tweelaags gebouw in ‘Um 1800’-vormen voorzien van een middenrisaliet met fronton en een dakruiter. De voorm. R.K. lagere Paredisschool (Begijnhofstraat 10-12) [25] werd in 1931 gebouwd in zakelijk-expressionistische vormen naar plannen van J. Franssen. De openbare lagere school Willem de Zwijger (Min. Beversstraat 7) is een uit mergel en Kunradersteen opgetrokken wederopbouwschool uit 1957 naar ontwerp van F. Wijsma.
Het voorm. bisschoppelijk paleis (Pollartstraat 5) [26] is een U-vormig pand, gebouwd in 1666-'70 naar ontwerp van Joseph van Halle ter plaatse van een in 1665 door brand verwoeste voorganger. Uit deze herbouwtijd dateert het classicistische hardstenen ingangspoortje met geblokte ionische pilasters. Bisschop Philippus Damianus, rijksgraaf van Hoensbroek, liet het paleis rond 1780 moderniseren en aan de voorzijde voorzien van een statig hek in Lodewijk XVI-stijl. Uit deze tijd dateren inwendig een bordestrap en een hoekkast in dezelfde stijl. In 1821 werd het gebouw ingericht tot gerechtsgebouw, waarna men in 1838 de vensters moderniseerde. Ter rechter zijde kwam in 1857-'63 naar plannen van A. Pierson een Huis van Arrest (Pollartstraat 7) tot stand: een gepleisterd eclectisch voorgebouw met wenkbrauwen boven de vensters en een achterliggende cellenvleugel. Verbouwing en uitbreiding van de gevangenis volgde in 1913-'16 naar plannen van W.C. Metzelaar. Tevens verrees toen tussen beide panden een met rationalistische details uitgevoerd archiefgebouw. Ondanks latere verbouwingen bleef in het Huis van Arrest de oorspronkelijke centrale hal met gietijzeren consoles, zuilen en bordessen bewaard. Op korte afstand van het oude paleis liggen het voorm. bisschoppelijk paleis (Paredisstraat 10), daterend uit circa 1860, en het bisschoppelijk archief (Paredisstraat 8) [27], een in 1921 opgetrokken drielaags pand in expressionistische stijl met natuurstenen decoraties.
Het voorm. Prinsenhof (Pollartstraat 8) [28] is een aan een binnenterrein gelegen breed herenhuis in classicistische stijl met souterrain, iets uitspringende hoekpaviljoens en een middenpartij met bordes, ingangspoortje en fronton. Het oorspronkelijke Hof van Gelre ter plaatse brandde in 1665 af. Na diverse plannen volgde pas in 1683-'86 nieuwbouw
Roermond, Huis van Arrest
van het gouvernementspaleis, waarschijnlijk op grond van een uit 1666 stammend ontwerp van Joseph van Halle. In 1699-1701 werd het interieur voltooid onder leiding van Johan Collars. Het in 1738 door kanunnik Goswijn Frans Bors gestichte Hospitaal-Generaal werd in 1741 in het paleis ondergebracht. Deze instelling ging in 1856 R.C. Godshuis heten. Uit een legaat van jkvr. M.L. de Pollart bekostigde men in 1858 de inrichting van een ziekengedeelte, het Louisahuis. Ook het aan de andere zijde van de binnenplaats gelegen koetshuis (Munsterplein 9) werd hierbij betrokken. Aan de westkant van de binnenplaats kwam in 1911-'13 haaks op het hoofdgebouw een nieuwe ziekenhuisvleugel tot stand, door J.Th.J. Cuypers ontworpen in de classicistische variant van de ‘Um 1800’-stijl. In 1931 werd de ziekenhuistaak overgenomen door het ten oosten van de binnenstad gelegen nieuwe St.-Laurentiusziekenhuis (Mgr. Driessenstraat 6). De oude gebouwen werden omgevormd tot ‘Louisapension’ en men richtte zich steeds meer op de bejaardenzorg, waartoe het nu geheten Verzorgingscentrum RGC in 1962 en 2000 enkele omringende gebouwen liet vervangen door nieuwbouw. Het Prinsenhof zelf is in 1965 gerestaureerd. Het interieur bevat nog deels een laat-17de-eeuws moer- en kinderbintenplafond, eiken bordestrap, deuromtimmeringen en enkele classicistische console- en zuilenschouwen.
Woonhuizen. Als gevolg van de stadsbranden van 1554 en 1665 zijn vrijwel
| |
| |
Roermond, Huis Drehmans
geen laat-middeleeuwse woonhuizen bewaard gebleven. Een uitzondering is het Huis Drehmans (Brugstraat 7) uit circa 1520, waarvan de rijke nissengevel wordt bekroond door een trapgevel met overhoekse pinakels. In de geveltop en op de tweede verdieping bevinden zich rijke natuurstenen traceringen. De huidige vorm van de begane grond en eerste verdieping dateert van een restauratie in 1943. In het gebied rond het Begaardenklooster, dat bij beide stadsbranden gespaard bleef, staat het in de kern laat-middeleeuwse pand Minderbroedersstraat 2 met een kapconstructie uit de eerste helft van de 16de-eeuw. In de kelder van Markt 10 bevinden zich overblijfselen van de in 1554 door brand zwaar beschadigde laat-gotische Grauwe Toren. Dit belfortachtige gebouw raakte in verval en werd in de 18de eeuw afgebroken. Verder staan er enkele panden met een 16de- en 17de-eeuwse kern in het gebied ten westen van de Markt, waar de stadsbrand van 1665 aan voorbij ging. Het diepe huis Luifelstraat 34 heeft een laat-gotische puntgevel met boognissen en het jaartal ‘1571’. Aan de achterzijde van Markt 16 bevinden zich de jaartalankers ‘1629’. Uit 1591 stamt het later gepleisterde huis Grote Kerkstraat 5, voorzien van een afgeknotte achtzijdige traptoren en een korfboogingang omlijst met hardstenen blokken. Voorbeelden van later verbouwde diepe woonhuizen met een mogelijk oudere kern zijn: Varkensmarkt 13, Swalmerstraat 43, Roerkade 7, Markt 20 en Markt 34.
Het belangrijkste voorbeeld van de relatief snelle herbouw na de stadsbrand van 1665 is het Huis met de Stenen Trappen (Neerstraat 33), gebouwd in 1666 voor Peter van Boshuijsen - schout van Echt en rentmeester van het Ambt Montfort - en zijn vrouw Maria Holtman. Van het oorspronkelijke pand op die plaats (de ‘Gulden Valck’) resteert een laat-middeleeuwse kelder. Het forse nieuwe huis, met souterrain en een brede dakopbouw (lucarne) met fronton, is een representant van de classicistische stijl in de Maaslandse bouwwijze. De twee rondboogingangen met toskaanse pilasters bevatten houten deuren met het jaartal ‘1724’ en verwijzen mogelijk naar de toenmalige splitsing van het pand. Van 1875 tot 1994 was hier het klooster van het Arme Kindje Jezus gevestigd. Daarvoor werd in 1888-'89 naar ontwerp van H. Kürth uit Aken een kapel met neobarokke en neorenaissance-elementen toegevoegd. Van kort na de brand dateert ook het huis Munsterstraat 8, dat is voorzien van de jaartalankers ‘1665’ en van hardstenen deur- en vensteromlijstingen. Het is een van de eerste dwarse huizen in de stad met een ingebouwde koetspoort. Bij het vergelijkbare woonhuis Steegstraat 9 is de poort links naast het huis geplaatst. In de linker zijgevel bevinden zich diverse kanonskogels. Bij dit in 1665 uitgebrande huis heeft men het overgebleven muurwerk gebruikt om een (groter) nieuw pand te bouwen. Dat gebeurde ook bij de forse dwarse huizen Swalmerstraat 50 en Lindanusstraat 5. Bij het laatstgenoemde huis heeft men de achtergevel naar achteren verplaatst. Inwendig bevinden zich hier een laat-18de-eeuws stucplafond en een Lodewijk XVI-schouw.
Het rond 1730 gebouwde grote Huis Michiels van Kessenich (Swalmerstraat 59) is het beste Roermondse voorbeeld van een herenhuis in Lodewijk XIV-stijl. Het heeft de gebruikelijke hardstenen deur- en vensteromlijstingen en een koetspoort met Lodewijk XIV-decoratie. Ook inwendig bevindt zich een schouw in die stijl. Verder zijn er plafonds
Roermond, Woonhuis Kraanpoort 1
in empire-stijl. Een sobere hardstenen Lodewijk XIV-koetspoort bezit het brede huis Swalmerstraat 5-9 (circa 1750). Het in oorsprong 17de-eeuwse huis Jesuitenstraat 7 heeft een ingang met sobere Lodewijk XIV-vormen en inwendig een Lodewijk XIV-plafond. Het rijkste voorbeeld van Lodewijk XV-stijl is Kraanpoort 1 (1764), een hoog en diep drielaags pand met puntgevel en rijke ingangspartij. Het interieur bevat een Lodewijk XV-schoorsteenmantel en een Lodewijk XVI-trapleuning. Vergelijkbaar, maar minder rijk, is het dwarse huis Swalmerstraat 38 (circa 1770). De gepleisterde klokgevel van Schoenmakersstraat 16 is 18de-eeuws; de jugendstil-pui heeft men rond 1910 toegevoegd. Uit de tweede helft van de 18de eeuw dateren drie smalle diepe huizen met een gezwenkte geveltop: Schoenmakersstraat 11, Voorstad St. Jacob 4 en Vismarkt 3. Van het later veranderde woonhuis Munsterstraat 10 (circa 1780) zijn de deur en deuromlijsting in Lodewijk XVI-stijl vermeldenswaardig.
Begin 19de eeuw verrees nog een aantal panden met hardstenen vensteromlijstingen in de Maaslandse bouwwijze, zoals Steegstraat 6-8, Munsterstraat 1a en Munsterstraat 5. Al snel bleef het gebruik van hardsteen beperkt tot de begane grond, zoals bij Voorstad St. Jacob 1 (circa 1830) en Swalmerstraat 12 (circa 1840), dan wel tot de koetspoort, bijvoorbeeld bij Swalmerstraat 44 (circa 1840), of enkel tot de
| |
| |
Roermond, Woonhuis Swalmerstraat 3
deuromlijsting, zoals bij Minderbroedersstraat 9-11 (circa 1840). Het uit circa 1860 daterende herenhuis Jesuitenstraat 9, met hardstenen vensteromlijsting bij begane grond en verdieping, is hierop een late en rijke uitzondering. Het in 1820 gebouwde Huis Bocholz (Steegstraat 30) is een fors wit gepleisterd neoclassicistisch herenhuis met houten torentje. Het voorplein heeft aan weerszijden bouwhuizen (circa 1820) en wordt afgesloten door een hek met pijlers in empire-vormen. Van de sobere neoclassicistische gepleisterde gevels - al dan niet voorzien van een fronton - is St.-Janstraat 11-15 (circa 1840) een goed voorbeeld. Bij de midden-19de-eeuwse gevels van Swalmerstraat 54 en Neerstraat 62-62a heeft men de lijstgevel voorzien van een decoratie in de vorm van een ruitenfries. Nog lange tijd verrezen gepleisterde gevels met schijnvoegen, getuige Pastoorswal 3 (ontwerp J. Jorna) en Jesuitenstraat 2. De gepleisterde gebosseerde blokken en details rondom de vensters wijzen op een datering in het laatste kwart van de 19de eeuw. Kenmerkend voor het midden-19de-eeuwse sobere neoclassicisme zijn de vensters met afgeronde hoeken, zoals te zien bij Kraanpoort 8 (1850), Steegstraat 24 (circa 1860) en Jesuitenstraat 11 (circa 1865). Bij Roerkade 4 (circa 1860) zijn boven de vensters wenkbrauwen aangebracht. Dit gegeven in combinatie met een bepleistering, gietijzeren rozetten en rondboogvensters wordt gerekend tot het romantisch classicisme - ook wel rondboogstijl genoemd. Bij Swalmerstraat 104 (1851) zijn zowel wenkbrauwen als gekoppelde rondbogen zichtbaar. Van rond 1860 dateren de gevels van Steegstraat 16, met wenkbrauwen en
rozetten, en Swalmerstraat 36, met gekoppelde rondbogen, medaillons met leeuwenkoppen en een fraai gesneden poortdeur. Andere voorbeelden uit die tijd zijn de villa Kapellerlaan 94, het huis Varkensmarkt 12 en het dubbelpand Swalmerstraat 13-15 met een vermoedelijk oudere kroonlijst.
Het belangrijkste Roermondse voorbeeld van eclecticisme is het herenhuis Swalmerstraat 3, gebouwd in 1861-'67 voor notaris en kunstverzamelaar G.C.H. Guillon. Het heeft op de verdieping onder meer een kamer voor kerkelijke kunst, een schilderskabinet en een bibliotheek. Guillon zal zelf een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ontwerp, daarbij mogelijk geassisteerd door C. Weber. De rijke decoraties zijn van beeldhouwer J.H. Leeuw. Belangwekkend is de in gietijzer uitgevoerde decoratie van de koetsdeur. Kenmerkend voor het eclecticisme zijn de geprefabriceerde decoratie-elementen, met name de kuifstukken boven de vensters. Deze zijn te zien bij de rond 1860-'70 gebouwde woonhuizen: Swalmerstraat 65, St.-Janstraat 22, Swalmerstraat 46-48, Neerstraat 63-65 en Voorstad St. Jacob 8 (koetspoort eind 18de eeuw). Deze manier van decoratie blijft tot aan het eind van de 19de eeuw toegepast. Latere voorbeelden zijn het herenhuis Swalmerstraat 17 (circa 1880) en Lindanusstraat 12 (1894), het geboortehuis van glazenier J. Nicolas. Een uitgesproken rijke decoratie hebben de panden Willem II Singel 2 en Stationsplein 2 (beide circa 1890), voorzien van neobarokke oeil-deboeufs, en de op Franse voorbeelden geïnspireerde dubbele herenhuizen Willem II Singel 42-44 (1880) en Kapellerpoort 14-16 (1898). Voorbeelden van burgerhuizen in een sobere eclectische variant zijn Willem II Singel 43-49 en 51-61 (alle circa 1885).
Een van de weinige voorbeelden van een herenhuis in neogotische stijl is het aan P.J.H. Cuypers toegeschreven herenhuis Swalmerstraat 49 (circa 1870), voorzien van ronde vensters met vierpassen in de daklijst en vensters met een gordijnboogvormige afsluiting. De in de neogotiek veel toegepaste groen-geglazuurde sierstenen komen voor aan de huizen Swalmerstraat 39 (circa 1890), met straatkapel, en Kapellerlaan 30 (1895).
Het rijkste voorbeeld van neorenaissance-stijl is het forse herenhuis Schuitenberg 45, overdadig voorzien van zuilen, kariatiden, frontons en schelpmotieven. Het werd gebouwd rond 1901 naar ontwerp van J. Speetjens. Een ouder voorbeeld van zijn hand is Willem II Singel 21 (1894). Bij het in neorenaissance-stijl uitgevoerde herenhuis Godsweerdersingel 35-61 uit 1889 is de paletvormige cartouche van de firma Th. van Hooff het meest opvallende kenmerk. Een ontwerp van F. Dupont is het nu als winkel dienende hoekhuis Godsweerdersingel 76 uit 1890. Vergelijkbaar is het materiaalgebruik bij de neorenaissance-huizen Kapellerlaan 55-57 (1897), Kapellerlaan 15 (circa 1900), Lindanusstraat 4-8 (circa 1905) en Kapellerlaan 117 (circa 1905). De voor de neorenaissance kenmerkende (gepleisterde) horizontale banden zijn onder meer toegepast bij Swalmerstraat 51 (1880), St.-Christoffelstraat 4 (circa 1890), beide van dezelfde (anonieme) architect,
Roermond, Woonhuis Schuitenberg 45 (1976)
| |
| |
Roermond, Woonhuis Godsweerdersingel 83
en Godsweerdersingel 75 (1901). Een kleine afzonderlijke groep vormen de smalle burgerwoningen met een neorenaissance-geveltop, zoals: Steegstraat 18 (1893), met fraaie natuurstenen ingangspartij, Kapellerlaan 48 (1898), Swalmerstraat 27 (circa 1900) en Godsweerdersingel 31 (1900).
Een combinatie van chaletstijl-elementen met neorenaissance-vormen vertoont het dubbele herenhuis Grote Kerkstraat 11-13 (1887). Bij Kapellerlaan 34 (1890) zijn rondboogvensters gecombineerd met een chaletstijl-sierspant. Een wat zware, maar zwierige, stucdecoratie in jugendstil-vormen vertoont Voogdijstraat 18 (circa 1912). Door F. Dupont in jugendstil-vormen ontworpen zijn de directeursvilla Huize Marie-Louise (Kapellerlaan 187; 1904) en het voor notaris Strens gebouwde herenhuis Wilhelminaplein 3 (1907). Het Monumentenhuis Limburg is gevestigd in een door Dupont in ‘Um 1800’-vormen ontworpen villa Godsweerdersingel 83 uit 1910. In die stijl kwam ook in 1908 de grotevilla Huize Ernst Casimir (Venloseweg 1) tot stand naar ontwerp van Ed. Cuypers voor rechter Geradts. Voorbeelden van volkswoningbouw zijn de in 1910 door woningbouwvereniging ‘St. Jozef’ gebouwde eenlaagshuizen Julianastraat 2-58 (renovatie 1977) in het Roermondse Veld. Iets rijker van vorm en met expressionistische details uitgevoerd zijn de eenlaagspanden Koningin-Regentesselaan 18-100 (1919-'20) en de door woningbouwvereniging ‘Eigen Haard’ gebouwde ambtenarenwoningen Charles Ruysstraat 1-43 (circa 1920). De in 1928 gebouwde burgerhuizen Voogdijstraat 28-32 hebben een opvallende gevel in gele baksteen. Naar ontwerp van J. Bongaerts opgetrokken zijn de zakelijk-expressionistische herenhuizen Voogdijstraat 41-45 (circa 1930) en de traditionalistische hoekwoning Parklaan 48 (1933). Voorbeelden van zakelijk-expressionistische villa's zijn: Roerzicht 9, (1933) en H. Luytenstraat 26 (1934), beide ontworpen door J.Th.J. Cuypers, en Minderbroederssingel 4 (circa 1936) naar
plannen van J. Klaarenbeek. Opvallend modernistisch is de burgemeesterswoning Hambeek 2, gebouwd in 1956 naar ontwerp van J.J.G. Zöllner. Voor zichzelf ontwierp hij het huis Walbreukergraaf 3 (1968) met betonsgrafitti.
Winkels. Het in oorsprong 17de-eeuwse woonhuis Swalmerstraat 41 kreeg bij een verbouwing in eclectische stijl rond 1865 twee winkelkasten met houten omlijsting. Een vroege pui met deur geflankeerd door winkelruiten bezit Voorstad St. Jacob 6 (circa 1880). De voorm. apotheek van de firma Haan, Neerstraat 22, heeft een eclectische pui uit 1887. Rijk is ook de eclectische winkelpui van de voorm. slagerij Brugstraat 14 (1890). IJzerwarenhandel Cillekens-Dreesen liet in 1898-1900 de winkel Neerstraat 34 bouwen in neorenaissance-stijl naar een ontwerp van F. Dupont. In 1900 voegde men aan de achterzijde een pakhuis toe. Neorenaissance- en neogotische details hebben de
Roermond, Woonhuizen Voogdijstraat 41-45
rond 1900 gebouwde winkels Neerstraat 46 en Schoenmakersstraat 15. Dupont ontwierp ook enkele opmerkelijke winkelpanden in jugendstil-vormen met zwierige lijnen en hoefijzerbogen. De voor juwelier Stalman gebouwde smalle winkel Neerstraat 38 heeft bovendien jugendstil-tableaus. Andere voorbeelden van zijn werk zijn Markt 19 (1905), Hamstraat 20-22 (1905; met madonnabeeldje), de garage met bovenwoning Neerstraat 13 (1906), Schoenmakersstraat 2 (1906; met uurwerk) en Steenweg 14 (circa 1906). Zijn rijkste werk is de winkel Neerstraat 10 van Janssens-Höppener uit 1911. De vensteromlijstingen in stucwerk en de vrouwenfiguur met toorts en tak werden vervaardigd door M. Reynders. Met rationalistische details uitgevoerd zijn de winkels Hamstraat 26-26a (1906) en Hamstraat 30 (circa 1910). In de gevel van de laatstgenoemde zijn bricornasteentjes verwerkt. De voorm. winkel van P. Einig-Ubben, Hamstraat 32 (circa 1910), heeft een naambord in marmoriet, gemaakt door de Gravo-Marmorite Maatschappij te Maastricht. Late jugendstil-details vertoont de winkel Neerstraat 9 (circa 1920) evenals de winkelpui Neerstraat 64 (circa 1915) met opvallend geglazuurde stenen, ontworpen door G.M.H. Lange. De uit 1891 daterende winkel Hamstraat 11 kreeg rond 1925 en nieuwe pui in art déco-vormen. Expressionistische vormen en art déco-details heeft de Coöp-winkel Hendriklaan 36-38 (circa 1928). Zakelijk-expressio- | |
| |
nistisch van vorm is de hoekwinkel Steenweg 2 (circa 1925), met hoger opgaand gebogen hoekbalkon. J. Bongaerts ontwierp de
zakelijk-expressionistische winkels Hamstraat 21 (1927) en Steenweg 16 (1933-'35). Soberder van uitvoering is de naar plannen van J. Klaarenbeek opgetrokken hoekwinkel Markt 9. Een charmant voorbeeld van wederopbouwarchitectuur is Hamstraat 5, met onder meer in sgrafitti uitgevoerde tekens van de dierenriem.
Horeca. Het voorm. hotel ‘De Gouden Leeuw’ (Neerstraat 11) [29] is een gepleisterd breed pand met een 19de-eeuws uiterlijk en een ingangspoort uit de tweede helft van de 18de eeuw. Het is momenteel in gebruik als stadsbibliotheek. Een rijke eclectische vormgeving vertoont café ‘'t Tribunaal’ (Heilige Geeststraat 27) uit circa 1890. Het voorm. pension Markt 24 is een hoekpand met jugendstil-details uit 1904. Het vierlaagse hotel (Godsweerdersingel 1) [30] werd rond 1938 gebouwd in zakelijk-expressionistische vormen naar ontwerp van A. Korteweg, F.J.M. Verwoerd en L. Temme.
Kantoren. Het kantoorgebouw Pollartstraat 19 [31] is een rond 1930 in zakelijk-expressionistische vormen opgetrokken hoekpand met hoektoren. Het gebouw huisvest momenteel het Dagblad De Limburger. Het voorm. kantoor van MEGA Limburg (Westhoven 7) is
Roermond, Atelier voor gewijde beeldhouwkunde
een modern pand uit 1993-'96 naar plannen van J. Coenen. Het kantorenblok wordt gedragen door een stelsel van betonnen schijven en kolommen.
Het atelier voor gewijde beeldhouwkunde (Andersonweg 4) [32] kwam in 1853 tot stand naar ontwerp van P.J.H. Cuypers als woonhuis en werkplaats voor zichzelf en zijn compagnon F.C. Stoltzenberg. Het sober neogotische pand bestaat uit een dwars huis met haakse vleugels en is voorzien van tegeltableaus. Aan de P. Cuypersstraat bevinden zich enkele houtloodsen. De werkplaats, waar op het hoogtepunt in 1870 zestig personen werkten, was tot 1947 in gebruik en werd daarna omgebouwd tot stedelijk museum. Voor de werknemers opgetrokken zijn het woongebouw Huize te Roer (F. Douvenstraat 1-31) uit 1880 en in dezelfde stijl de iets jongere woonhuizen P. Cuypersstraat 17-23. Ook het rond 1900 in chaletstijl gebouwde herenhuis Andersonweg 10 behoorde tot het complex.
Het Steel. Vanaf de 13de eeuw stonden aan de Roer twee dubbele watermolens - de bovenste molens (zuidzijde) en onderste molens (noordzijde) - met bijbehorende dammen en kolken. Zij dienden als volmolens voor de lakennijverheid en vanaf de 18de eeuw deels als meelmolens. De firma Burghoff & Co. verbouwde in 1807 de westelijke bovenste molen tot papiermolen. In 1834 kreeg de firma Burghoff, Magnée & Cie. toestemming om het - in opzet nog bestaande - carré-vormige fabriekscomplex te bouwen. Na het faillissement van deze papierfabriek in 1883 kwam het complex in 1918 in bezit van de N.V. Verenigde Conservenfabriek, die in 1919 de N.V. Het Steel oprichtte. Er volgden een forse vernieuwing en de bouw van een waterkrachtcentrale met turbinehuis voorzien van twee Francis-turbines. In 1926 kwam het hele complex aan de N.V. Industriële Maatschappij v/h Noury & Van de Lande, die hier in 1927 de Electro Chemische Industrie (ECI) (Molenweg 56) [33] vestigde. De in 1945 zwaar beschadigde waterkrachtcentrale heeft men in 1948 herbouwd. De fabriek sloot in 1972 en de waterkrachtcentrale werd in 1974 stilgelegd, maar deze levert sinds 2000 weer elektrische stroom met behulp van een moderne turbine. Ter plaatse van de onderste watermolens stichtte A. Haagen in 1869 de Fabriek voor Chemicaliën en Verfstoffen (Molenweg 10) [34]. De oorspronkelijke gebouwen (1876) zijn bij overstroming en brand in 1880 verloren gegaan. Van de herbouwperiode dateert een productiegebouw met hoge rondboogramen (1890). Alle overige en latere fabrieksgebouwen zijn in 2000 gesloopt.
Overige nijverheid. Het rond 1840 gebouwde woonhuis Roersingel 6 diende tevens als werkplaats. Het naastgelegen forse neoclassicistische pakhuis met wenkbrauwen boven de vensters dateert uit circa 1860. Eveneens als woonhuis annex bedrijfsgebouw opgetrokken is Roersingel 3-4 uit 1855, vermoedelijk ontworpen door P.J.H. Cuypers. De voorm. meubelfabriek van de firma J. Lennaerts & Zn. (Steegstraat 24a) is een sober midden-19de-eeuws pand met hardstenen doorrit. Een voorbeeld van kleinschalige nijverheid is de voorm. stroopfabriek Slousweg 3. Dit kleine gebouw met over de hele lengte van het dak een wasemkap is vermoedelijk gebouwd rond 1861. Imposant is de voorm. meelfabriek (Veeladingstraat 5) [35], gebouwd rond 1870 voor meelfabrikant Tijssen-Linsen. Het oudste gedeelte (met zadeldak) bevat gietijzeren balken en kolommen vervaardigd door J.J. Gilain uit Tirlemont (B). Na de overname in 1905 door J. van Andel verrees een langgerekt, zes verdiepingen tellend gebouw. In recenter tijden was hier
| |
| |
de koffiebranderij Baco gevestigd. De voorm. stoom-chemischewasserij ‘Edelweiss’ van M. Giesbers (Voorstad St. Jacob 81) werd in 1888 gesticht als wasserij en ververij. Het voorgebouw met woningen dateert uit die tijd, evenals de op de binnenplaats gelegen shedconstructie en ketelhuis met schoorsteen. De inrijpoort voor waskarren is later dichtgezet en van een venster voorzien. Van de in 1877 opgerichte mouterij Limburgia of ‘firma Louis Beltjens’ (Spoorlaan Noord 2a) [36] dateren de oudste, deels met trapgevels uitgevoerde, gebouwen uit circa 1905. De in 1947 toegevoegde robuuste eesttoren heeft een schoorsteen met ‘gek’ (windkap). Het complex is verbouwd (2002) naar plannen van H. Wolters. Eenvoudige neorenaissance-details heeft de als school gebouwde meubelfabriek Schoolpad 63 uit 1905.
De Maria Theresiabrug over de Roer (Brugstraat ong.) [37] is een hardstenen brug met vier bogen. De oorspronkelijke 16de-eeuwse brug werd in 1764 door het wassende water vernield. Met subsidie van aartshertogin Maria Theresia kwam in 1771 de herbouw tot stand. Daarbij gebruikte men een al bestaand plan uit 1751, gebaseerd op de Pont des Arches te Luik. In 1944 werden twee bogen opgeblazen, die in 1955 werden hersteld.
Het station (Stationsplein 8) [38] werd in 1862 gebouwd aan de lijn Venlo-Maastricht als een station vierde klasse van de Staatsspoorwegen naar een ontwerp met neoclassicistische details van K.H. van Brederode. De twee al in 1864 toegevoegde haakse bouwdelen op de hoeken werden in 1881 naar voren toe uitgebreid en onderling verbonden door een voor het gebouw langslopende gang. Tevens heeft men toen twee grote vleugels aangebouwd en de perronoverkapping toegevoegd. De nabijgelegen tramremise (Godsweerdersingel 32b) werd rond 1922 gebouwd voor de Limburgse Tramwegmaatschappij.
Het stuw- en sluiscomplex in de Maas (bij De Weerd 110) is in 1926 tot stand gekomen in het kader van de Maaskanalisering. De stuw bestaat uit twee portaalvormige afvoeropeningen, die met zogeheten stalen ‘Stoneyschuiven’ afgesloten kunnen worden. De oostelijk gelegen scheepvaartopening heeft stalen wielschuiven die bij hoog water weggehaald worden. Westelijk van de stuw bevindt zich een rond 1990 vernieuwde sluis. De sluiswachterwoningen (De Weerd 96-110) zijn rond 1926 in traditionalistische stijl gebouwd.
Pompen. Van de diverse stadspompen resteren de hardstenen pomp met rococo-details uit 1752 op het Munsterplein en de 18de-eeuwse pomp aan de Neerstraat. De gietijzeren pomp aan de Voorstad St. Jacob (bij nummer 14) dateert uit 1865.
Devotionalia. Op diverse plaatsen bevinden zich zogeheten putbeelden, opgericht ter bescherming van een nabijgelegen - inmiddels verdwenen - waterput. Voorbeelden zijn de Mariabeelden bij de voorm. St.-Annaput (bij Neerstraat 56) en de voorm. St.-Jacobsput (bij Voorstad St. Jacob 12). Ook heeft Roermond diverse ondiepe straatkapellen met een beeld in een nis, zoals bij Schoolstraat 1, Munsterstraat 2 en de kapel bij Luifelstraat 17. In opzet gaan deze kapellen terug tot de 17de eeuw, maar in de huidige vorm zijn het vaak replica's. Opvallend is de overhuifde kruisiginggroep (bij Minderbroedersstraat 4), die in oorsprong eveneens uit de 17de eeuw stamt. De fraaie neogotische wegkapel aan de Kapellerlaan (bij nummer 66) werd rond 1874 gebouwd.
De Kapel in 't Zand (Parklaan 1) [39], gelegen aan de zuidoostzijde van Roermond, is een forse kapel met smaller, vijfzijdig gesloten, koor en een dakruiter. Op een hoogte nabij de Roer (‘aan de Zande’) werd in 1418 een kapel gebouwd, waarin zich een Maria-beeldje bevond dat veel vereerders trok. De kapel werd in 1578 verwoest, in 1613 herbouwd en in 1684 vergroot. In 1863 namen de paters Redemptoristen de zielzorg in de kapel over. De in 1866 onder leiding van P.J.H. Cuypers gerestaureerde kapel bleek echter te klein. In 1895-'96 kwam naar ontwerp van Joh. Kayser de huidige grote neogotische kapel tot stand, waarvan de vormgeving is geïnspireerd op de Saint-Chapelle te Parijs. De uitzonderlijk hoge dakruiter werd in 1921 bij een storm beschadigd en in 1924 vervangen door de huidige naar plannen van C.J.H. Franssen. Het gebouw werd in 1945 flink beschadigd
Roermond, Kapel in 't Zand
(hersteld 1945-'47) en in 1987-'88 gerestaureerd.
De rijke neogotische inventaris is grotendeels vervaardigd door atelier Cuypers-Stoltzenberg (circa 1866). Naar ontwerp van Kayser uitgevoerd door H. te Riele zijn het triomfkruis en de Mariapreekstoel (beide 1897). Verder bevat de kerk gebrandschilderde ramen van F. Nicolas en Zn. (1896-'97), een St.-Jozefaltaar door J. Thissen (1898), neogotische schilderingen op de tromfboogwand van de hand van A. Windhausen (1904-'05; gerestaureerd 1992-'94) en een Franssen-orgel (1906).
Het R.K. klooster Maria ten Hemelopneming (Parklaan 3) bestaat uit een carré-vormig bouwvolume uit 1866 naar ontwerp van P.J.H. Cuypers, met een processiegang tegen de kapel aan. De oostvleugel heeft men in 1895 toegevoegd naar plannen van Joh. Kayser. In het bijbehorende processiepark, ontworpen door J.Th.J. Cuypers in 1919, bevinden zich een calvarieberg (J. Geelen), kruiswegstaties (K. Lücker) en beelden van het Heilig Graf (Th. Pieters).
De Alg. begraafplaats ‘nabij Kapel in 't Zand’ (bij Weg Langs het Kerkhof 1) [40], een grote ommuurde begraafplaats met enkele door muren gescheiden compartimenten, werd gesticht in 1785 en in 1884 uitgebreid. Midden op de centrale as staat de bisschoppelijke grafkapel. Deze neoromaanse centraalbouw met klaverbladvormige plattegrond, achtzijdige
| |
| |
Roermond, Alg. begraafplaats, ‘graf met de handjes’
lantaarn en een crypte werd in 1887 gebouwd naar plannen van P.J.H. Cuypers en in 1925 in ongewijzigde staat herbouwd. In de zuidwesthoek van de begraafplaats ligt het in 1860 gestichte en afzonderlijk ommuurde Oude Isr. gedeelte. Dit deel wordt omsloten door het Herv. gedeelte, met daarin onder meer een enorme bijbelzerk voor dominee J.W. Begeman (circa 1870) en een cippus met vaas voor J.G.Ph. Rauch († 1913). Het opvallendst is het ‘graf met de handjes’, bestaande uit twee ruggelings geplaatste grafstenen met over de scheidingsmuur reikende handen. Aan de protestantse kant bevindt zich het graf van kolonel J.W.C. van Gorkum († 1880) en aan de katholieke kant dat van zijn vrouw jkvr. I.C.P.H. van Afferden († 1888). Verderop bevindt zich het graf van de familie Van Afferden; een omhekte zuil op postament (circa 1870). Andere belangrijke graftekens in dit R.K. gedeelte zijn het neogotische grafmonument voor P.J.H. Cuypers († 1921) en zijn vrouw A. Alberdingk Thijm († 1898). Daarnaast staat het monument voor F.C. Stoltzenberg († 1875). Rijk van uitvoering is de grafkelder met daarop een sarcofaag met engel voor de familie Nizet (circa 1875). Opvallende grafkelders zijn die van burgemeester L.F.H. Beerenbroek († 1875) en Th. van de Winkel-Höppener (circa 1890). Voorbeelden van vrijstaande graftekens zijn de neogotische tabernakels voor J.B. Clocquet († 1877) en deken S. Mooren († 1877), de grafsteen met muziekinstrumenten voor de directeur van de Harmonie L. Guillaume († 1904) en het door J. Geelen gemaakte graf voor de zouaaf Küppers († 1916). In de noordoosthoek ligt het rond 1885 gestichte, ommuurde Nieuwe Isr. gedeelte met onder meer de twee
omhekte grafstenen voor G. Bloemendal († 1897) en G. Stern († 1913). Aan de katholieke kant van de zuidmuur staat een uit circa 1890 stammend neogotisch baarhuisje, waarnaast zich het Verloare Kerkhof bevindt, een stuk ongewijde grond met onder meer de grafsteen voor de NSB-er L.W. de Leeuw († 1943).
Landhuizen. Aan de zuidrand van Roermond liggen twee landhuizen. Het in een landschapspark gelegen kasteel Hattem (Maastrichterweg 25) bestaat uit een hoofdgebouw met ronde arkeltorentjes. Een mogelijk 17de-eeuwse kern werd in 1710 verbouwd door Arnold Harterd van Holthausen. De arkeltorentjes zijn in de 19de eeuw toegevoegd. De twee bouwhuizen hebben een mogelijk eind-18de-eeuwse oorsprong. Sinds 1989 huisvest het complex een restaurant. Het Huis Schöndelen (Heinsbergerweg 176) - nu onderdeel van het
Roermond, Alg. begraafplaats, grafmonument P.J.H. Cuypers
verpleegtehuis St. Camillus - is een fors landhuis uit 1893 met neogotische details. Uit dezelfde tijd dateert het opmerkelijke dubbele hondenhok aan de zijkant.
Boerderijen. Rondom Roermond liggen enkele grote boerderijen. Van de gesloten hoeve Kloosterhof (Kloosterweg 95) is het woonhuisgedeelte gedateerd ‘1750’ en het schuurgedeelte ‘1766’. De Heisterhof (Straat 11) is een gesloten hoeve uit 1765. De gesloten hoeve Donk (De Weerd 94) dateert uit circa 1860. |
|