Ja, ja, denkt Flim, allemaal tegelijk zeker. Zijn pijp is uitgegaan. Was het schijnheiligheid? Nee, ik meende het geloof ik oprecht. Des te erger? Ik was toen niet wie ik nu ben. Waarom mijn halfzachtheid van toen te verloochenen? Maar waarom ging ze ten slotte op de vlucht? Gek dat ik dergelijke belangrijke gebeurtenissen zo gemakkelijk vergeet.
Er was toch geen noodzaak voor een vlucht? Karel was toch bijna nooit thuis. We hadden vrij spel, al moesten we ons om Liesje een beetje inhouden. Is er in die tijd eigenlijk wat gebeurd? Afschuwelijk dat ik me dat zelfs niet herinher.
Wat was het voor een dag toen ze wegging? Ja! Een zondagmorgen!
Dat brengt Flim ineens op het spoor. Zo was het! Stukje bij beetje schieten hem de fatale dagen weer te binnen.
Die zaterdagmorgen begon het al. Ik had me voorgenomen mijn kamer op te knappen. Ik werd wakker door kreten op de gang: ‘Blijf eraf rotkreng. Donder op. Verrek jij. Overal kom je an. Pestkind. Goorjet!’ Olga was over haar zenuwen. De kreten, bestemd voor Liesje, gingen vergezeld van driftige borstel- en schuurgeluiden. Olga gaf de gang een goede beurt: haar ouders zouden 's zondags koffie komen drinken. Ik kleedde me aan en ging informeren of er al koffie was. Olga was ermee bezig. Na de koffie ging ik naar mijn kamer om de oude stukken zeil los te scheuren. Met een mes dat Olga uit de gereedschapskist van Karel had gepikt sneed ik het nieuwe zeil op maat, 's Middags verfde ik de raamkozijnen en de deur. Ik had een restje over en smeerde dat op een leunstoel, maar het was niet genoeg.
Toen Liesje naar bed was vroeg ik Olga en Karel het resultaat te komen bekijken. Het mes had Olga al weer teruggelegd. Ze waren enthousiast over mijn prestaties en Karel stelde voor er een drankje op te drinken; hij was blij met een legitieme reden voor een drankje. Hij had ineens geen