Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] Aen de Jonghmans. WEl Koster-Oom, wel soete Man, Hoe komje dus eenvoudigh an? En schijnje maar van buyten slecht, Of is jou Hertjen oock Oprecht? Maar Kaal-Oor, 'k weet wel voor gewis, Dat het met jou maar Veynsen is. Aen de Dochters. MEnniste Trijn, die is soo fijn als 't fijnste Ragh, Alleen maar in den naam, en van het grofste slag; Al draaghtse een slechte muts, een keel-bant onder aan, Soo siet mens' evenwel in d' Beniste Bruyloft gaan; Dan gaat 'er dan van gat, 't schaapshert sietme blaken, Wie weet hoe Trijn en Jan dan t'samen niet al maken. [pagina 117] [p. 117] Vorige Volgende