Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] Aen de Jonghmans. ICk ben genegen tot de Jacht, Dat is 't, daar al mijn Hert na tracht: Ghy Vrijsters past wel op u tred, Dat ghy niet snel gevangen werdt: Want soo ick u beloeren kan, Doet wat ghy wilt, ghy sult'er an. Aen de Dochters. MYn hert dat hyght soo na een Man, Dat ick het qualijck harden kan: Gelijck een Vogel snelt na 't Nest, Soo doe ick Dagh en Nacht mijn best Om met soo een te zijn Getrouwt, Die veel van 't Hase-Jagen houdt. [pagina 109] [p. 109] Vorige Volgende