Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Aen de Jonghmans. HOe sot is hy, die jou wat seydt Daar ietwes aan gelegen leydt: Want schoon ghy altijdt zwijght of peynst, En over al den stillert veynst: Jou hert is als een Ton of Mant, Die open is aan alle kant. Aen de Dochters. WIl iemandt hebben iet verbreydt, Die seght het maar aan dese Meydt: Al watse weet, weet alle Man, Haar hert gantsch niet verbergen kan: Maar 't geene datse niet en weet, Dat kan wel blijven in 't secreet. [pagina 49] [p. 49] Vorige Volgende