Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Aen de Jonghmans. O Vaar! ick heb jou langh gekent, En ben jou streecken wel gewent; Ghy sieter wel eenvoudigh uyt: Maar bent een linckert in jou huyt, Ghy schijnt eenvoudigh by de Lien, Maar niemant kan jou hertjen sien. Aen de Dochters. HOe sit dit Venus Dier en prijckt, Ey! let hoe slechjens datse kijckt, Sy meynt, dat hier ontrent Haar dobbel hart niet is bekent: Neen, maar ten eersten uytgeseydt, Wy kennen wel jou dobbelheydt. [pagina 29] [p. 29] Vorige Volgende