Gulde-jaers feest-daghen of den schat der geestelycke lof-sangen gemaeckt op elcken feest dagh van 't geheele Iaer
(1635)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtvrij
[pagina 1187]
| |
Op dat wy door sijn kroningh
Verweckt tot een verblijd gemoed:
Hier met een effen hart,
Verdraghen alle smart,
Op lief verwacht, van 't hooghste goed.
Den Bisschop had// Nu het Christen pad
Bewandelt tachtigh jaren:
En voor sijn Heer// Door tucht, door leer,
Een menighte van scharen
Ten Tempel doen vergaren:
Wanneer den Koningh Geyserijck
Den man, van als ontbloot,
Zond door een traghe dood
Na 't vol besit van't Hemelrijck.
Noyt harder Ban!// Den ouden man
Van alle d'ondersaten
By hem gehoed// By hem gevoed,
Zoo langhen tijd, verlaten;
Most, op gemeene straten
Neer sitten, sonder huys of dack;
En bedelen sijn kost,
Tot dat hy eens verlost
Van Gode, kreegh het langh gemack.
Is dit de munt// Die ghy vergunt
Heer, aen uw' beste vrinden:
Zoo wil ick mijn// In smart en pijn
Blymoedigh laten vinden,
Voort aen met uw' beminden:
En rommen niet dan in uw' kruys.
Op hoop van eens verneughd
Te werden in de vreughd
Bereyd in u Heer Vaders huys.
|
|