Gulde-jaers feest-daghen of den schat der geestelycke lof-sangen gemaeckt op elcken feest dagh van 't geheele Iaer(1635)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende S. BERNARDUS PIUS. XX. Augusti. Stem: Bereydt u huys terstond. BErnarde! die Calvijn, Hoe dwars end' eyghen suchtigh Hy was, betuyght te zijn Een Schrijver seer Godvruchtigh: Seght ons eens wat geloof Van nood' is te belijden Om den bedroefden roof Van Satanas te mijden. Is't katholijck, of is't Het nieu Gereformeerde? Ach! dit is d'eyge list, Daer wijlen mee verkeerden Een deel van 't Fransche Rijck, De snood' Apostolijcken: Die ghy met groot gelijck Op 't hooghste moet ontwijcken. Ziet eens wat ick van heen Wel eertijds heb geschreven, [pagina 805] [p. 805] Met een oprechte pen; Waer van noch heen gebleven Den inckt is op't papier. Helaes! een slagh van mannen Die niet en soecken schier Als Christum te verbannen. Uut levenden, uyt doon, Uut kleynen, end' uyt grooten: Daer van sy zijn gewoon, Hier dese te verstooten Van 't doopsel; daer de geen Van 't voordeel der gebeden Aen 't hemelsche gemeen, En voor den overleden. Houdt u voor alle werck Vast aen de stoel van Romen; Want dit is toch de Kerck Die d'alderhooghste stromen Der hellen weder-houdt: En die ons, als wy dutten, Den Hemel heeft geboudt Om in 't geloof te stutten. Dit is, dit is de Stoel Van Petro; die van Gode, Uut Vaderlijck gevoel, De Harder-stock geboden Van al de schapen is; En die als't hoofd der Kercken, Met vastheydt van gewis, Sijn broeders heeft te stercken. Den Priester, die daer in Als Bisschop is geseten; Naer ick beschreven vin, Wert wel te recht geheeten Van erffenis' een Seth, Melchisedech van oorde, Eenen Moyses van wet, [pagina 806] [p. 806] Een Aäron van woorde. Een Abraham in d'eer Van Vaderlijcke waerde. Een Noë, woo wanneer De Kercken oyt vergaerden. Een Samuel van recht, Een Abel van geboorte, En 's hemels eersten knecht In 't sluyten vande poorten. Ja noemt hem soo ick plagh (Noch meynt niet dat ghy mist dus) Een Petrus van gesagh, Van salvinghe een Christus. End' al die niet tot proy Des wollifs, en wil dolen, Moet sich van dese koy Wel wachten af te scholen. Is dit uw' leeringh dan, En zijt ghy te Geneven Noch efter voor een man Vermaert van heyligh leven? Zoo wilt met u gebed Ons helpen, o Bernarde! Dat wy in dese wet Ten eynde toe volharden. Voor ketterijen doof, Voor nieuwigheden vluchtigh; Want sonder waer geloof En was noyt man Godtvruchtigh. Godtvruchtigh t'wijl wy zijn, En met u Katholijcken; Veel eer als met Calvijn Van alle deughd te wijcken. Vorige Volgende