Gulde-jaers feest-daghen of den schat der geestelycke lof-sangen gemaeckt op elcken feest dagh van 't geheele Iaer
(1635)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtvrij
[pagina 647]
| |
BIsschop Uldrick, die de Swaven
Heeft gemaeckt tot Christus Slaven;
Mids sijn over groote deughd,
Huyden werd te recht geheught.
Want die op sijn ziel soo paste,
En met soo gestaghen vasten
Hier ontbeerde vleesch en visch,
Ciert nu aen des Heeren disch.
Voor sijn ingevallen kaken,
Voor sijn bidden, voor sijn waken,
Voor 't versterven van sijn lust,
Juyght hy nu de soetste rust.
D'ontfermhertigheyt, daer mede
Hy hier voedde, hy hier kleede;
Heeft sijn ziel, voor wol, voor spijs,
Nu doen hebben 't Paradijs.
't Blijckt wel aen de wonder-daden,
Daer hem Godes algenade
Mee vereerdt heeft, grof en groot,
Soo voor heen, als naer sijn dood.
Uldarice! wy verheughen
Ons, met lief in u vermeughen.
Wil dan weerom Maes en Rhijn,
By den Heer gedachtigh zijn.
|
|