Gulde-jaers feest-daghen of den schat der geestelycke lof-sangen gemaeckt op elcken feest dagh van 't geheele Iaer(1635)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende SINTE INGELMONDUS, Van Velsen, by Haerlem XXI. Iunij. Stem: Het daghet inden Oosten, pag. 48. OF ick al schoon met tongen Van Heyligh' Engh'len sprack, In alles onbedwonghen; Als my de liefd ontbrack, Wat sou my 't soete praten Kunnen baten. Dus hoortmen Ingelmonde (Die huyden word ghe-eert) Met sijn voorschrift oorkonden: Terwijl dat hy ons leerdt De lippen te verstercken, Met goe wercken. Hy heeft de Kenn'merlanders In Christo opgequeeckt: Maer sekerlijck wel anders, Als hen nu werd gepreeckt: Ghelijck ons de Kronijcken Wel doen blijcken. Hy stichten uw' Autaren, Eenvoudigh Kenn'merland! Die noch tot uwent waren, Als, die d'ongure hand Van d'opgewurpe zielen Quam vernielen. Och! of ghy noch te Velsen, Daer hy begraven lagh, U Vaders Lijck omhelsen [pagina 598] [p. 598] Eens moght, gelijckmen plagh? Hoe sou hy al uw' pijnen Doen verdwijnen? Hoe souden sijn gebeden Aen Godes oor gestort, Uw' zielen, ende uw' leden, Verkrijghen 't geen haer schort? Maer waer is nu te vinden Goods beminden? Want, leyder! uw' Gemeente Heeft, nu een wijl geleen, De schat van sijn Gebeente Ontgraven en vertreen. Voorsekeer wel tot schande Uwer Landen. Met hoop des niet te minder, Dat yemands trouwe hand, Noch vanden laetsten hinder Bewaert heeft sulcken pand. 't Welck tot de hooghste prijsen Zal verrijsen. Gaet midd'ler tijdt genieten Het beeckjen klaer en kuys, 't Welck sijn gebed dee vlieten Niet verre van sijn huys. En keerd dan naer uw' steden Weer in vrede. Vorige Volgende