Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen

CXXVIII. Dosis.
Geschape Zondaer.

Stem: Op het Canon. Ziet Dos. 17.

I.

DEn Booswigt is ten quaden dage ⁺
Van God gemaekt, gelijkmen ziet.
Hoe’n heeft hy dan nae’t welbehagen
Des Heren ook gezondigt niet.

II.

Dit is Calvinus stout gevoelen.
Maer waer blijft hy dan mette Hel?
Daer God de boose ziel doed stoelen
Om datze brak zijn hoog bevel?

III.

Want hoe kan God te recht verdommen
(Nu doed bescheyd, wat zwijgje stil?)
Die met ondeugd heeft naer gekommen
Het wel behagen van zijn wil?

IV.

Wat wil de Schrift dan hier mee zeggen?
By avontuir dat Godes hand

+ Proverb. 16. vers. 4.

[p. 407]

 

Den bozen schiep, om hem te leggen

 

Voor eeuwig in den Helschen brand?

 

V.

 

En dat noch zonder eens te voren

 

Te hebben zijn mis daed voor zien?

 

Och neen ten sijn geen uitverkoren,

 

Die dus de woorden Goods bedien.

 

VI.

 

Maer wel dat God Auteur van allen,

 

Die menschen ook schiep met geduld;

 

Die hy voorzag te zullen vallen

 

In zonden door haer eigen schuld.

 

VII.

 

In wien dan leyder eens zou tonen

 

Zijn streng gerecht de rechte straf,

 

Ter wijl zijn goedheyd d’eelste kronen

 

Ten Hemel aen den goeden gaf.