Syons wijn-bergh
(1670)–M. van de Speybroek– AuteursrechtvrijInhoudende verscheyden schriftuerlijcke liedekens, uyt den Ouden en Nieuwen Testamente by een vergadert
II.
DE Vrou is uyt het lijf van haren man gekomen
De vrou is uytte borst van haren man genomen,
Het is dan onverstant en niets als vinnigh bloet
Dat tot den boesem dient te treden metten voet.
Het wordt tot heden toe, by naest in alle landen,
Gerekent by het volck een van de meeste schanden,
Als yemant sijn verstant soo verre dwalen laet,
Dat hy een teere vrou met slagen onder gaet.
Een die sig vande gal soo verre laet verwinnen,
Betoont voor alle man een onmacht inde sinnen,
Ach Cato was te wrang, die sett' een raets-heer af
Om dat hy buyten tijts sijn wijf een soentjen gaf,
Hy mogt op beter gront de vrouwe-smijters plagen
Ontnemen haren staet, en uyt den lande jagen,
‘ Want die in soete min sich wat te buyten gaet,
Is vry een beter man, als die sijn vrouwe slaet.’
Een die sig hier vergeet, sal, voor sijn gansche dagen
De gront van alle gunst uyt haren boesem jagen,
| |
[pagina 323]
| |
Al wat tot liefde dient wort in het Zeeusche lant
Door gunst en soet onthael, niet met de vuyst geplant.
|
|