Poëzij(1809)–Hajo Albert Spandaw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Poetus en Arria. arria. Poetus! ach, uw dood is dan besloten! Goôn! is er geen bloed genoeg vergoten? Ziet gij niet in 't einde op Rome neêr? Mag de dwingland Poetus bloed doen vloeijen, Om met hem de deugd zelve uit te roeijen?. Of heeft Rome zelfs geen Goden meer! poetus. Arria! staak, staak uw droeve klagten! Leer van mij, den dwingeland verachten! Wil geene ijdle hoop op uitkomst voên! Lijd en zwijg! - het is de wil der Goden! Troost u... Nero kan uw' Poetus dooden... Maar uw' Poetus nimmer nadeel doen. [pagina 41] [p. 41] arria. ô Mijn dierbre! zoo ik u moet derven, Waar zal ik dan hulp en troost verwerven? Alles velt des monsters woede neêr! Waar, waar zijn thans grooten, edlen, braven? 'k Zie alleen een' dwingeland of slaven: 'k Vind in Rome geen Romeinen meer. Slaven, op hun beurt weêr dwingelanden, Houden 't staatsroer in de onreine handen, Niets is voor hun zwarte ziel te snood; Braven zwijgen in het rijk der dooden... En de Raad, weleer een Raad van Goden, Heeft den moedermoorder nog vergood. Ach! mijn Poetus! laat mij met u sterven! Zonder u kan ik geen' troost verwerven... Slechts de dood biedt troost aan Arria: 't Is me een vloek, om zonder u te leven, 't Is mij zaligheid, met u te sneven - 'k Volg het voorbeeld mijner moeder na. poetus. Neen! mijne Arria! neen! gij moet leven, Aan uw dochter 't edel voorbeeld geven, [pagina 42] [p. 42] Haar besturen in heur teedre jeugd: Ze is geboren in een' tijd van lijden, Leer haar, moedig voor heure eer te strijden, Wees haar leidsvrouw op den weg der deugd! arria. Maar als hij, die van zijn trotsche daken Romes brand aanschouwde... en onder 't kraken Van de vlam den brand van Troje zong, Die natuur zoo schandelijk verkrachtte... Eens in Poetus gaê de deugd verachtte, En haar tot iets laags - iets schandlijks dwong... poetus. Dan... er is een leven na dit leven! Dáár zal ons geen Nero meer doen beven, Geen Caligula, geen Claudius; Daar zal ik mijn' Flaccus weêr ontmoeten; Met Pompejus, u als broeders groeten, Brutus, Cato en Germanicus! Dáát zult gij de groote Romeininnen, Dáár zult gij uwe edele vriendinnen Wederzien, mijne edele Arria! Dáár hebt gij geen' dwingeland te vreezen, [pagina 43] [p. 43] Dáár zult gij met Poetus zalig wezen... Zalig zijn bij Cato's Porcia! arria. 'k Blijf dan leven, daar 't u kan behagen, Om ons kind in 't lijden te onderschragen: Maar... als Nero mij, noch haar ontziet... Dan - dan weet ik met mijn kind te sterven! Bloed kan Nero ook van mij verwerven... Bij de Goden!... mijne schande niet! Vorige Volgende