't Kleyn lust-hofje vol van bruyloft-zangen, echt-liedekens, houwlijcx-baken en feest-gedichten
(1649)–Hendrik Jacobz. Soetenboom– Auteursrechtvrij
[pagina 167]
| |
Stemme: Lieve Dochters vol van jeughden, &c.EVen als de Scheepjes varen,
In het grondeloose Meer,
Hollen, sollen, gins en weer,
Op de woeste wilde baren,
Door veel winden en tempeest,
Datter dickwijl maeckt bevreest.
2. Zijn de Vryers te gelijcken,
Die noch in de Zee verwoedt,
Doolen als een Schipje doet,
Tot sy hare seylen strijcken,
Tot sy komen op de kust,
Daermen van het woelen rust.
| |
[pagina 168]
| |
3. Maer ons Bruydegom verheven,
Komt nu op een goede ree,
Met sijn Scheepje van de zee,
Door een goede wint gedreven,
Ter gewenster haven in,
By sijn lieve Koningin.
4. Dit is Bruydegom de haven
Daer ghy langh hebt na gewaght,
Daer ghy langh hebt na getracht:
Laet nu droefheyt zijn begraven,
Laet hier blijcken uwe trouw,
Maeckt hier vast het kabel-touw.
5. En ghy o vrou-Bruydt gepresen,
Weest in desen uwen tijdt,
Met u Bruydegom verblijt,
Wilt sijn qualen weer genesen,
Biet hem wederom de handt,
Doet hem wederom bystant.
| |
[pagina 169]
| |
6. Wilt te samen dan vergaren
Met een recht genegen Min,
Met een hert, een siel, een zin:
Weert nu alle woeste baren,
Van bedroefde water-tocht,
Dat u overkomen mocht.
7. Ghy genoode wilt dan zingen,
Wenscht dees wel-vereende twee
Veel geluck, voorspoet en vree:
Wilt dan vreughde hier ontspringen,
Roept nu met my overluyt,
Geluck Bruydegom en Bruydt.
C. P. Biens. |
|