De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)
(1982)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
Hoofdstuk 8
| |
[pagina 118]
| |
Op 6 oktober 1837 komen de vrouwen in de vergadering van de kerkeraad. Daarbij vraagt ouderling J.A. Wormser aan ‘zuster’ Aalders ‘of zij dezelfde was, welke vroeger aan Ds. Scholte een Boodschap uit den Hemel kwam brengen’. De vrouwen, die ongetwijfeld een zekere positie hebben ingenomen op een Amsterdams conventikel, worden driftig, gebruiken eveneens krasse taal, spreken van een ‘spotachtige boel’ en vertrekken. Zij worden aanstonds onder censuur geplaatst. Ouderling Middel tekent hiertegen protest aan.Ga naar voetnoot6 Nadat de censuur ook aan de gemeente is bekendgemaakt, ontvangt de kerkeraad een protest van 17 leden der gemeente, onder wie Hermanus van den Hengel en W. Straatman.Ga naar voetnoot7 Begin april 1838 wordt evenwel de afsnijding der beide vrouwen door ds. Scholte afgelezen.Ga naar voetnoot8 Aangezien ouderling Middel blijft voorgaan in samenkomsten bij de ‘afgesneden leden’, wordt hij in zijn ambt geschorst.Ga naar voetnoot9 Kort daarna wordt hij onder censuur gesteld,Ga naar voetnoot10 18 mei 1838 snijdt de kerkeraad hem af als lid en 25 mei daaraanvolgende wordt dit aan de gemeente medegedeeld. Het duurt niet lang of Middel vergadert afzonderlijk met circa 250 personen. Men noemt zich de ‘Herstelde gereformeerden’. De beide vrouwen alsmede Middel worden echter vier jaar later - onder het predikantschap van ds. S. van Velzen - zonder enige schuldbekentenis in hun rechten als lidmaat hersteld. Aangaande Middel vinden wij het volgende in het ‘Register van ouderlingen 1835-1891’.Ga naar voetnoot11 | |
‘Middel, Harmen HendrikOm opstand en scheuring in de gemeente gecensureerd. Met naam afgelezen den 4o Mei 1838. Tot afsnijding afgelezen den 25o Mei 1838. Is weder vereenigd met de gemeente en van de censuur en schorsing ontheven den 12o Mei 1842. Is den 17den September 1844 naar Groningen vertrokken om aldaar tot het Leeraarambt opgeleid te worden’. | |
TekstDe Provinciale Kerkvergadering van Noord-Holland aan de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Amsterdam Gemeente des Heeren, te Amsterdam!
De Provinciale Vergadering van Noord-Holland heeft, nevens de gemeenschappelijk aanwezig zijnde Herders en Leeraars van de Gereformeerde Gemeente onder het kruis, ter harte genomen den ellendigen toestand dezer | |
[pagina 119]
| |
Gemeente, en onderzocht de redenen, waardoor broeder tegen broeder verdeeld is, en het verbijten, vereten en verteren van elkanderen ter dezer plaatse, gelijk weleer in de Gemeente van Corinthe, schier algemeen is, en heeft geoordeeld de Gemeente gemeenschappelijk te vermanen en te waarschuwen, gelijk weleer de Apostel PAULUS dit de Gemeente van Corinthe deed, dat zij gemeenschappelijk daarvan zouden afstaan, de vruchten der liefde Gal. V en 1 Cor. XIII, najagen, en toezien, dat zij, voortgaande in dat verbijten, vereten en verteren, zelven naar de bedreiging des apostels, Gal. V: 15, niet verteerd mogten worden. En acht slaande op de censuur en afsnijding hier geschied, die mede eene der hoofdzaken hiervan geweest is, is dit geweest de uitslag van het onderzoek en het oordeel der Vergadering, waaraan de Opzieners vermanen, een iegelijk zich te onderwerpen, gelijk zulks betamelijk is, en de vermaning te hooren van Gods Woord, Hebr. XIII: 17: ‘Zijt uwen voorgangeren gehoorzaam, en zijt ze onderdanig; want zij waken voor uwe zielen, als die rekenschap geven zullen: opdat zij dat doen mogen met vreugde, en niet al zuchtende, want dat is u niet nuttig’. De uitslag van het onderzoek, het oordeel der Vergadering, en de erkentenis der broeders wederzijds het navolgende geweest zijnde: 1o. Onderwerpt zich de kerkeraad aan het oordeel der meeste broeders, die van elders hier ter Provinciale Vergadering gekomen zijn, welke oordeelen, dat zij in de censuur en afsnijding niet zonder allen aanstoot geweest zijn, noch alle middelen van voorzigtigheid, zacht- en langmoedigheid gebezigd hebben; dit erkennende, schoon zij voor zich niet anders betuigen kunnen, dan alles gedaan te hebben, uit liefde der waarheid, waaromtrent zij ook door de broeders niet regtmatig verdacht konden worden, betuigende zij voorts ook te begeeren met zacht- en langmoedigheid in de toekomst, in de uitoefening der kerkelijke tucht voort te gaan. 2o. Vereenigt zich Ds. Scholte met het oordeel van de broeders, dat eenige betwijfelde uitdrukkingen, verkeerdelijk opgevat, tot de beschuldiging der vrouwen aanleiding hebben gegeven; maar wordt Z.Ew. verontschuldigd bij de erkentenis en oplossing, dat hij niet vooronderstelt noch leert, dat de geloovigen uit eigene kracht voorts zich den troost des geloofs kunnen toeëigenen; geloovende in dezen ook ten aanzien der geloovigen, dat zij zonder den Heere JEZUS CHRISTUS niets kunnen doen. De uitdrukking Beetje vleesch, ter bevestiging van de vastheid des verbonds gebezigd, wel naar het oordeel der Vergadering onvoegzaam zijnde, maar geenszins kettersch, hetwelk Z.Ew. toestemt, en gaarne om der ergernissen wille voortaan wil mijden; schoon ook de broeders oordeelen, dat het Woord des Heeren van toepassing is: ‘het is een volmaakt man, die in woorden niet struikelt’. 3o. Oordeelt de Vergadering, dat de vrouwen grootelijks schuldig zijn, wegens laster of onbehoorlijke beschuldigingen en oordeelvellingen, niet van eenen, maar van en omtrent velen der broederen, voortkomende uit verdenkingen, verbijting, vereting en vertering; waaromtrent de vergadering oordeelt, dat het nogmaals door eene Commissie zal beproefd worden om haar daarvan terug te brengen, gelijk mede allen, die in hare zaak meerder of minder opentlijk betrokken waren, en, bij erkentenis en belijdenis van hare schuld, in de | |
[pagina 120]
| |
Gemeente wederom op te nemen. Zonder hetwelk de broeders de censuur en afsnijding van den Kerkeraad bekrachtigen. De Commissie voldaan hebbende aan den haar opgedragenen last, verblijdt zich in de bevrediging met de Gemeente van Jufvrouw VAN VELZEN, en in de terugkeering ook van het lid dezer Gemeente, HARMANUS VAN DEN HENGEL. STRAATMAN heeft de Commissie geheel onhandelbaar gevonden en onredelijk, gelijk ook daarna zijne vrouw onverzoenlijk, die eerst nog eenigszins handelbaar scheen. De vrouwen AALDERS en STYLING, die, voor de eerste reis bezocht, geneigd schenen schier tot erkentenis, verzoening en bevrediging, zijn daarna voor de tweede reis bevonden, volhardende en voortgaande in lastering, en onbehoorlijke beschuldigingen en oordeelvellingen; waardoor dat woord des apostels op haar toepasselijk wordt, hetwelk omtrent haar is uitgevoerd: ‘Och! of zij afgesneden wierden, die u onrustig maken!’ Terwijl wij de Gemeente waarschuwen voor haar en hare handelwijze, welke leidende is om de kleinen te slaan, de Gemeente te verdeelen, en in plaats van de vruchten des Geestes, de werken des vleesches in de Gemeente aan te kweeken, die wij uitgedrukt vinden Gal. V, terwijl wij, de Gemeente voor haar en haar doen waarschuwende, hartelijk opwekken, om na te jagen de vrucht des Geestes, welke is liefde, blijdschap, vrede, langmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloove, zachtmoedigheid en matigheid. Eindelijk heeft de Commissie den geschorsten en gecensureerden Ouderling MIDDEL bezocht, die omtrent zijne verzoening en bevrediging met de Gemeente, reeds twee malen door brieven van Ds. VAN VELZEN vermaand was. Door de vermaning van Z.EW. was hij echter geenszins teruggebragt tot de erkentenis van datgeen, waarin hij verkeerdelijk gehandeld had, en was hij daarvan ook geenszins terug te brengen, door de toespraak van de Commissie; maar volgde hij zijn gemoed en bleef dat meer volgen dan de vermaning van het Woord des Heeren: ‘Laat alle dingen met orde geschieden, en weest uwen voorgangeren gehoorzaam, en zijt ze onderdanig’. Hij betoonde zich zoo weinig ook geneigd tot vrede en verzoening, dat hij niet eenmaal wilde beloven om, daartoe van wege zijn ligchaam in staat zijnde, des anderen daags 's avonds te komen, om nog bij vernieuwing met Ds. DE COCK, en daarna met den kerkeraad te spreken, terwijl ook hij, gelijk de vrouwen, zich schuldig maakte, op eene gruwelijke wijze, aan dat veroordeelen der broederen, waaromtrent de Heere JEZUS zegt: ‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt’; en de Apostel PAULUS: ‘Verbijt, vereet en verteert elkanderen niet, opdat gij niet verteerd wordt’. Den volgenden dag op nieuw, door een vriend en lid van de Commissie, den Ouderling Baaij, aangesproken zijnde, heeft hij eindelijk ronduit verklaard, dat hij tot bevordering ven den vrede niet wilde medewerken, hetwelk ook reeds den vorigen avond genoeg uit zijne woorden en daden was op te maken.Ga naar voetnoot12 En is het nu, Gemeente des Heeren! de bede van de Kerk: Bidt om den vrede | |
[pagina 121]
| |
van Jeruzalem; wij vermanen een' iegelijk naar dat woord, om af te wiiken van hen, die daartoe niet alles wenschen aan te wenden, die de orde niet willen volgen; maar die liever hun gemoed hooren en opvolgen, dan dat woord des Heeren; ‘Laat alle dingen met orde geschieden’, en de vermaning des apostels verachten: ‘Weest uwen voorgangeren gehoorzaam, en zijt ze onderdanig; want zij waken voor uwe zielen als die rekenschap geven zullen: opdat zij dat doen mogen met vreugde, en niet al zuchtende, want dat is u niet nuttig’; en die daarenboven hunne verdenkingszucht tegen Gods Woord botvierende, lasteren als onbekeerden en als Judassen degenen, die, naar hunne belijdenis en godzaligen wandel, allezins kunnen behooren tot het getal van Gods kinderen, waarvoor de Heere JEZUS Zijn bloed gestort heeft. Gemeente des Heeren! hoort in dezen het Woord des Heeren, tot uw heil en tot heil der Gemeente: ‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt’, en waarschuwt dezulken, die met dat oordeelen zoo spoedig gereed zijn; en tegen eenen ouderling neemt geene beschuldiging aan, naar het Woord des Heeren, dan onder twee of drie getuigen. Houdt intusschen de broeders en zusters, die afdwalen, niet als vijanden, maar vermaant ze bij tijd en wijle, dat zij, afstaande van lastering, wederkeeren tot, en verzoenen met, de Gemeente; en geve de Heere, dat de liefde onder u wederkeere, dat Gods uitverkorenen gemeenschappelijk vergaderd en geweid, en de breuken geheeld worden, opdat zij niet dienen tot elkanders verbreking, maar tot opbouwing van het ligchaam CHRISTI, en tot elkanders vertroosting en versterking in den strijd tegen den Satan, de wereld, en ons eigen vleesch. Amen! Amsterdam, 1 September 1838Ga naar voetnoot13 De Commissie voornoemd, Namens dezelve, H. de Cock, Gereformeerd Leeraar onder 't Kruis G. Baaij, Ouderling te Hoorn. N.B. Dit stuk zal maandag teruggehaald worden. |
|