Woord vooraf
Dit boek is, zoals de titel zegt, een vervolg en wel op het DERDE DEEL in deze reeks over de Afscheiding van 1834.
Het bevat 312 stukken, voornamelijk brieven. Nagenoeg alle zijn zij gevonden in de Scholte Papers, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. Wij komen hierop terug in de inleiding. Bij sommige hoofdstukken, namelijk waarin brieven etc. staan afgedrukt van meer dan één persoon, is het aantal tussen haakjes in de titel aangegeven. Aangezien de hoofdstukken 17-19 één geheel vormen, lieten we de nummering van de paragrafen doorlopen.
Wordt het tegendeel niet vermeld, dan is een brief gericht aan ds. H.P. Scholte. De bladzijden 9-10 bevatten gegevens over geraadpleegde bronnen (en daarbij gebruikte afkortingen). Achterin het boek zijn opgenomen een literatuurlijst, een lijst der facsimilés, een register van personen en een beperkt plaatsnamenregister. Daar de ‘INHOUD’ (540-546) voldoende rangschikkend materiaal bevat, is afgezien van het opnemen van een chronologische lijst der gepubliceerde stukken.
Ook in dit woord vooral willen we gaarne onze erkentelijkheid betuigen aan de ambtenaren van enige Rijks- en Gemeentearchieven, van wier hulp we zo vaak een dankbaar gebruik hebben mogen maken. Met name die van het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage alsmede van de Gemeentearchieven te Amsterdam, 's-Gravenhage en Rotterdam. Afzonderlijk willen we noemen Miss Alice Lammers, archivaris van Central College, Pella, Iowa, die ons in het ‘Bicentennial-Year’ 1976 vele diensten heeft bewezen tijdens ons verblijf in genoemde plaats.
Het werk is opgedragen aan de nagedachtenis van mr. Anne Maurits Cornelis van Hall (1808-1838). Zodanig eerbewijs behoeft onzes inziens niet in te sluiten dat de schrijver met de door hem gekozen persoon in elk opzicht één is in overtuiging. Dit is hier het geval. We zullen in het volgende gelegenheid te over ontvangen, er aandacht voor te vragen, dat Van Hall naar onze mening te weinig heeft geopponeerd tegen het van het gereformeerde spoor afwijkende gevoelen van Scholte. Hierbij moet worden toegegeven, dat het eigen wegen gaan van Scholte (EERSTE DEEL 133-159; andere delen passim) eerst na het overlijden van Van Hall duidelijk aan het licht is gekomen. Wij kunnen slechts gissen, hoe Van Hall zou hebben gekozen als hij ten tijde van de schorsing van Scholte, eind 1840, nog zou hebben geleefd. Zijn vrouw Suze van Hall-van Schermbeek bleef, zoals we zullen zien, Scholte trouw. Een apart punt, dat ons zeer opmerkelijk voorkwam bij de bestudering van de correspondentie Van Hall-Scholte, is dat althans in déze brieven geen enkele maal aan de orde wordt gesteld een regeling van de voogdij over de drie kleine kinderen van het echtpaar Van Hall-van Schermbeek. Terwijl Van Hall aan het einde van zijn